2.13 OPHANGEN VAN DE DRAADAANVOER-UNIT
Hang de MSF 53 niet op aan het handvat maar aan de montage (hang) frame (accessoire). De MSF
55 en MSF 57 kan aan de als assessoire ophang set worden opgehangen.
3.
WERKING VAN DE FUNCTIEPANELEN
3.1
BEDIENING VAN SF 51 EN SF 54
1.
2.
Hoofdschakelaar, ON/OFF (1)
De draadaanvoer-unit blijft in de OFF-stand als de voedingsbron wordt ingeschakeld. Opstarten
wordt zo verhinderd. 'OFF' wordt weergegeven op de display.
Als de knop ON/OFF langer dan 1 seconde wordt ingedrukt, wordt de unit opgestart. De unit is
nu gereed voor gebruik en keert automatisch terug naar de stand die was ingesteld toen de unit
werd uitgeschakeld. De draadaanvoerunit start ook op door 3 x kort na elkaar de start knop in te
drukken op de toorts.
Basisinstellingen en displays (11, 12, 2, 8)
De snelheid van de draadaanvoer wordt ingesteld met potentiometer 11, de ingestelde waarde
wordt weergegeven op display 2. De lasspanning wordt ingesteld met potentiometer 12, de
ingestelde waarde wordt weergegeven op display 8. Tijdens het lassen geeft display 2 de werkelijke
lasstroom weer en display 8 de lasspanning.
Als de instelling van de MIG-dynamiek wordt geactiveerd met knop 3, kan de MIG-dynamiek
worden ingesteld met potentiometer 12 (zie 'MIG-dynamiek instellen').
Voor het lassen met beklede elektrode (MMA) wordt de lasstroom ingesteld met de potentiometer,
de waarde wordt weergegeven op display 2. Display 8 laat de open spanning zien. Tijdens het
lassen wordt op display 2 de werkelijke lasstroom weergegeven en op display 8 de lasspanning.
Nadat het instellen van de SETUP-parameters is bevestigd door de knop 10b een keer lang in te
drukken, kan de instelbare parameter worden geselecteerd met potentiometer 11. De naam wordt
weergegeven op display 2. De parameter kan worden geselecteerd met de potentiometer (11), de
waarde is af te lezen in de display (8). (zie de informatie over SETUP-functies).
3.
4.
5.
6.
9.
10.
11.
12.
13.
7.
8.
NL
13