8.3 Elektrische aansluiting
Waarschuwing
De LC 221 dient aangesloten te worden in
overeenstemming met de regels en nor-
men voor de beoogde toepassing.
Waarschuwing
Schakel de voedingspanning uit voordat u
de kast opent.
De bedrijfspanning en -frequentie staan vermeld op
het typeplaatje van de regelaar. Controleer of de
regelaar geschikt is voor de te gebruiken voe-
dingspanning.
Alle kabels en draden moeten via de kabeldoorvoe-
ren en afdichtingen gaan (IP56).
De stroomvoorziening moet zich in de buurt van de
kast bevinden omdat de regelaar wordt geleverd met
1,5 m kabel, een Schuko stekker voor eenfasepom-
pen en een CEE stekker voor driefasenpompen.
De maximale voorzekering staat vermeld op het
typeplaatje van de regelaar.
Als de plaatselijke regels het voorschrijven moet een
externe hoofdschakelaar worden aangesloten.
8.4 Instellen van de LC 221
Alleen het inschakelniveau dat overeenkomt met het
instroomniveau naar de opvangtank moet worden
ingesteld. Alle andere waarden zijn vooraf ingesteld
maar kunnen zo nodig worden aangepast.
Selecteer de hoogte van de instroomleiding, 180,
250 of 315 mm boven vloerniveau met de toetsen
en
, en druk op de toets
waarde op te slaan. Als de hoogte van de instroom-
leiding tussen twee waarden in ligt, bijv. 220 mm
boven de vloer, kies dan de dichtstbijzijnde lagere
waarde (180 mm). Nu is de regelaar gereed voor
automatische modus.
Zo nodig kunnen de volgende waarden worden
gewijzigd:
Inschakelniveau
Het inschakelniveau moet worden ingesteld in over-
eenstemming met de hoogte boven vloerniveau
(180, 250 en 315 mm) van de instroomleiding. Uit-
schakel- en alarmniveaus zijn vooraf ingesteld.
Nominale stroom
In de fabriek vooraf ingestelde waarde overeenkom-
stig de nominale stroom van de motor. De beveiliging
tegen pompblokkering is een vooraf ingestelde
waarde voor te hoge stroom.
Uitschakelvertraging
De uitschakelvertraging vergroot het effectieve
volume en vermindert de hoeveelheid resterend
water in de tank. Ook wordt waterslag voorkomen.
De terugslagklep sluit zachter. De vooraf ingestelde
waarde is 0.
om de gewenste
Inschakelvertraging
Doorgaans hoeven er geen aanpassingen te worden
gemaakt voor opvoerinstallaties behalve op een
woonboot of een pontonboot. De vooraf ingestelde
waarde is 0.
Alarmvertraging
Een grote tijdelijke instroming kan een kortstondige
alarmmelding "hoog niveau" veroorzaken. Deze situ-
atie kan optreden wanneer een terugspoelfilter of
een zwembad op de Multilift M is aangesloten. De
vooraf ingestelde waarde is 5 seconden.
Onderhoudsinterval
Het onderhouds/service-interval kan worden inge-
steld op 0, 3, 6 of 12 maanden en wordt aangegeven
in het SERVICE display (geen akoestisch signaal).
Alarm resetten
Het is mogelijk om de regelaar zodanig in te stellen
dat sommige alarmmeldingen automatisch worden
gereset wanneer de storing verdwijnt; de meeste
alarmmeldingen moeten echter handmatig worden
gereset. Zie paragraaf
6.4 Beschrijving van storings-
meldingen. De vooraf ingestelde waarde is AUTO.
Terugstelling naar fabrieksinstellingen
De regelaar schakelt opnieuw in (reboot), en opstart-
instellingen moeten opnieuw gemaakt worden.
Zie paragraaf
6.2
Instellingen-menu.
8.4.1 Extern alarm
Opvoerinstallaties staan vaak opgesteld in putten
onder de kelder van gebouwen. Zo'n put is het diep-
ste punt in het gebouw, en een extra alarmni-
veauschakelaar kan buiten de opvoerinstallatie wor-
den geplaatst om overstroming door lekkages,
gesprongen leidingen of instroming van grondwater
te detecteren.
Het externe alarm kan worden aangesloten op de
niveauschakelaar (230 V / 2 A) aan klemmen 13, 14.
35