NEDERLANDS
6. Inbedrijfname
6.1 Vullen en ontluchten
Installatie vakkundig vullen en ontluchten. Een ont-
luchting van de pomprotorruimte vindt vanzelf plaats
na korte bedrijfsduur. Kortstondige droogloop
beschadigt de pomp niet. Indien echter een direkte
ontluchting van de rotorruimte noodzakelijk is, dient
men als volgt te handelen:
– pomp uitschakelen
– leiding perszijdig sluiten
– afdekkap (afb. 1, pos. 4.1) aan de voorkant van
de motor afnemen
– ontluchtingsschroef (afb. 1, pos. 3.1) met
imbusssleutel SW 5 voorzichtig openen
Afhankelijk van de temperatuur van het
transportmedium en de systeemdruk
kan bij volledig openen van de ont-
luchtingsschroef het transportmedium
in vloeibare of dampvormige toestand
naar buiten treden of zelfs naar buiten
spuiten.
Hierbij bestaat verbrandingsgevaar!
– elektrische delen beschermen tegen water
– pomp inschakelen
– na 15...30 sec. de ontluchtingsschroef weer
sluiten
– afsluiter weer openen
– draairichtingskontrole uitvoeren (alleen bij DM).
De linkse LED met de rechtsdraaiende pijl brandt
bij juiste draairichting groen. Bij verkeerde draai-
richting blijft de LED donker, er moeten dan 2
fasen verwisseld worden in de klemmenkast
–
De pomp kan bij geopende afsluit-
ATTENTIE!
schroef afhankelijk van de hoogte
van de bedrijfsdruk blokkeren.
Afhankelijk van de bedrijfstoestand
van de pomp resp. de installatie (tem-
peratuur van het transportmedium)
kan de gehele pomp zeer heet wor-
den.
Er bestaat verbrandingsgevaar bij
aanraking van de pomp!
12
7. Storingen
Indien een storing niet opgeheven kan worden,
dient u zich te wenden tot uw installateur of de
WILO-servicedienst.
Technische wijzigingen voorbehouden!