Snelstartgids
1. Verwijder het behuizingsdeksel van de veldaansluitingen.
2. Sluit het bedradingspaar aan en aard het zoals aangegeven in
a. Knip de kabelafscherming zo kort mogelijk af en isoleer hem van de
transmitterbehuizing.
Opmerking
De kabelafscherming mag NIET op de transmitter worden geaard; als de kabelafscherming
de transmitterbehuizing raakt, kan dit aardlussen vormen die de communicatie verstoren.
b. Sluit de kabelafschermingen continu aan op het aardpunt van het
voedingscircuit.
c. Sluit de kabelafschermingen van het gehele segment aan op één goed
aardpunt op het voedingscircuit.
Opmerking
Onjuiste aarding is de meest voorkomende oorzaak van problemen met de
segmentcommunicatie.
3. Plaats het behuizingsdeksel terug. Aanbevolen wordt om de bouten van het
deksel zo ver aan te draaien dat er geen ruimte meer is tussen het deksel en de
behuizing.
4. Sluit alle ongebruikte kabelopeningen en dicht ze af.
Voeding
Voor een goede werking en beschikbaarheid van alle functies van de transmitter
is 9 tot 32 V d.c. vereist (9 tot 30 V d.c. voor intrinsieke veiligheid en 9 tot
17,5 V d.c. voor FISCO intrinsieke veiligheid).
Spanningsstabilisator
Fieldbussegmenten vereisen een spanningsstabilisator om de voeding te isoleren
en het segment te filteren en los te koppelen van andere segmenten die op
dezelfde voeding zijn aangesloten.
Aarding
De signaalbedrading van het fieldbussegment kan niet worden geaard. Als een
van de signaaldraden wordt geaard, wordt het volledige fieldbussegment
uitgeschakeld.
Aarding draadmantel
Om het fieldbussegment te beschermen tegen ruis zijn aardingstechnieken nodig
waarbij de afgeschermde draad op één punt geaard wordt, om te voorkomen dat
een aardlus ontstaat. Sluit de kabelafschermingen van het gehele segment aan
op één goed aardpunt op het voedingscircuit.
Afsluiting signaal
Bij elk fieldbussegment moet zowel aan het begin als aan het einde van het
segment een afsluitweerstand worden aangebracht.
12
Februari 2019
Afbeelding
9.