MY BOOK WORLD EDITION
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Woordenlijst
AFP — Apple Filing Protocol. Het netwerkprotocol voor het delen van bestanden en
bestandsservices in een AppleTalk-netwerk.
CTorrent — Een computerprogramma voor het downloaden en uploaden van grote
bestanden tussen peers zonder computers zo te belasten als bij gewone
internettransacties. Degene die aan het downloaden is ontvangt stukjes van het
bestand van verschillende mensen die het volledige bestand hebben gedownload
(seeders) of die een deel van het bestand hebben.
CIFS — Common Internet File System. Het aanbevolen bestandsdelingsprotocol
voor het Windows-platform, waarmee gebruikers shares kunnen openen via Mijn
netwerklocaties. Mac OS X of een recentere versie ondersteunt ook het CIFS-
protocol. Zie ook Protocol.
DHCP — Dynamic Host Configuration Protocol. Een protocol voor het toewijzen van
IP-adressen aan apparaten in een netwerk. Met dynamische adressering kan een
apparaat elke keer wanneer het verbinding met het netwerk maakt een ander IP-
adres hebben. In sommige systemen wijzigt het IP-adres zelfs wanneer het nog
steeds verbinding heeft. DHCP ondersteunt ook een mengsel van statische en
dynamische IP-adressen. Zie ook Protocol.
DLNA — Digital Living Network Alliance. De groep van consumentenelektronica,
computerindustrie, en bedrijven van mobiele apparaten die de standaarden bepalen
voor de compatibiliteit van producten, zodat gebruikers inhoud in hun thuissituatie
kunnen delen.
DMA — Digital Media Adapter. Een apparaat dat apparaten voor thuisvermaak de
mogelijkheid geeft om gegevens, zoals muziek, foto's, en video's via het netwerk over
te zetten naar en van andere apparaten.
DNS — Domain Name Service. Een systeem dat het voor een netwerknaamserver
mogelijk maakt om teksthostnamen te vertalen naar numerieke IP-adressen die
gebruikt worden om elk apparaat in het netwerk uniek te kunnen identificeren.
ESD — Electrostatic discharge.
Ethernet — Een standaard methode voor het aansluiten van computers op een
Local Area Network (LAN) met behulp van een coax-kabel.
Extended Partition — Een partitie op een schijf waar niet-systeembestanden
(anders dan DOS of bestanden van het besturingssysteem) kunnen worden
opgeslagen. Op een vaste schijf kunnen meerdere partities worden aangemaakt: één
primaire partitie en een of meerdere uitgebreide partitie(s). Bestanden van het
besturingssysteem moeten op de primaire partitie blijven; logische schijven kunnen
worden aangemaakt op een uitgebreide partitie.
FAT — File Allocation Table. Een gegevenstabel die opgeslagen is aan het begin van
elke partitie op een schijf en die gebruikt wordt door het besturingssysteem om te
bepalen welke sectoren aan elk bestand gealloceerd zijn en in welke volgorde.
WOORDENLIJST - 185