Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Hg19: Nalooptijd Buffervatlaadpomp; Hg20: Max. Buffervatlaadtijd; Hg21: Minimale Keteltemperatuur Tk; Hg22: Maximale Keteltemperatuur Tk - Wolf CGB-2-38/55 Bedieningshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Parametrering
7.2.14

HG19: Nalooptijd buffervatlaadpomp

Zomerwerking
Wanneer het buffervat de ingestelde temperatuur heeft bereikt (na het beëindigen van het laden van het
buffervat), loopt de buffervatlaadpomp maximaal met de ingestelde tijd na.
Als de watertemperatuur van de warmtegenerator tijdens de nalooptijd daalt tot 5K verschil tussen de
warmtegenerator en de ingestelde buffervattemperatuur, wordt de laadpomp van het buffervat voortijdig
uitgeschakeld.
Winterbedrijf
De instelling van de HG19 wordt genegeerd, de buffervatlaadpomp loopt na een succesvolle
buffervatlading nog 30 seconden na.
7.2.15

HG20: Max. buffervatlaadtijd

Indien de buffervatvoeler warmte verlangt, begint het laden van de buffervat. Bij een qua capaciteit te klein
berekende warmtegenerator, verkalkt buffervat of een continu warmwaterverbruik in combinatie met een
voorrangschakeling zouden de verwarmingscirculatiepompen steeds buiten werking zijn. De woning zou
sterk afkoelen. Om dit te beperken, bestaat de mogelijkheid een max. Buffervatlaadtijd vooraf te bepalen.
Als de ingestelde maximale buffervatlaadtijd afgelopen is, verschijnt de foutmelding FC52 op de
weergave- of bedienmodule.
De regeling schakelt terug naar verwarmingsbedrijf en schakelt in het ingestelde wisselritme (HG20)
tussen verwarmings- en buffervatlaadwerking, ongeacht of het buffervat al dan niet zijn insteltemperatuur
bereikt heeft.
De functie "max. Buffervatlaadtijd" blijft ook actief bij geactiveerd parallel pompbedrijf. Wanneer HG20 op UIT
wordt gezet is de functie "max. Buffervatlaadtijd" gedeactiveerd. WOLF raadt aan om de HG20 op UIT in te
stellen voor verwarmingssystemen met een hoog warmwaterverbruik, bijvoorbeeld in een hotel, sportclub enz.
7.2.16

HG21: Minimale keteltemperatuur TK

De regeling is met een elektronische keteltemperatuurregelaar uitgerust, waarvan de min.
inschakeltemperatuur ingesteld kan worden. Als de keteltemperatuur bij een vraag naar warmte
onder deze min. inschakeltemperatuur daalt, wordt de brander ingeschakeld rekening houdend met
de cyclusblokkering. Als er geen warmte wordt gevraagd, kan de keteltemperatuur ook onder de
minimumketeltemperatuur dalen.
7.2.17

HG22: Maximale keteltemperatuur TK

De regeling is met een elektronische keteltemperatuurregelaar uitgerust, waarvan de maximale
inschakeltemperatuur ingesteld kan worden. Indien deze overschreden wordt, wordt de brander uitgeschakeld.
De brander wordt weer ingeschakeld als de keteltemperatuur door de branderhysterese is gedaald.
7.2.18

HG23: Maximale warmwatertemperatuur

De fabrieksinstelling van de max. Warmwatertemperatuur is 65 °C. Als er voor bedrijfsdoeleinden een
hogere warmwatertemperatuur nodig is, kan deze tot aan 80 °C worden vrijgegeven.
WAARSCHUWING
Heet water!
Verbrandingen op het lichaam.
► Passende maatregelen treffen.
Om hogere warmwatertemperaturen vrij te geven, moet daarnaast ook de installatieparameter A14
(maximale warmwatertemperatuur) overeenkomstig worden ingesteld.
7.2.19

HG25: Ketelovertemperatuur bij buffervatlading

HG25 regelt het temperatuurverschil tussen de temperatuur van het buffervat en de temperatuur van de
warmtegenerator tijdens het laden van het buffervat.
De keteltemperatuur wordt nog steeds beperkt door de maximale keteltemperatuur (HG22).
Dit garandeert dat ook in de overgangstijd (lente/herfst) de temperatuur van de warmtegenerator hoger is
dan de buffervattemperatuur en wordt voor korte laadtijden gezorgd.
58 | WOLF GmbH
min
max
8616398_202005

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave