Links:
Pan de camera van rechts naar links.
Naar boven:
Pan de camera van onder naar boven.
Naar beneden:
Pan de camera van boven naar onder.
[46] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
Scherpstelfunctie
Selecteert de scherpstelmethode die geschikt is voor de beweging van het onderwerp.
1. MENU →
Menu-onderdelen
(Enkelvoudige AF) (standaardinstelling):
Het apparaat vergrendelt de scherpstelling nadat het scherpstellen is voltooid. Gebruik
[Enkelvoudige AF] wanneer het onderwerp bewegingsloos is.
(Continue AF):
Het apparaat blijft scherpstellen zo lang u de ontspanknop tot halverwege ingedrukt houdt.
Gebruik dit wanneer het onderwerp in beweging is.
(D. handm. sch.):
Maakt het mogelijk om handmatig scherp te stellen in combinatie met automatisch
scherpstellen.
(H. scherpst.):
Stelt handmatig scherp.
Opmerking
Als het onderwerp te dichtbij is, kunnen stof of vingerafdrukken op de lens zichtbaar zijn op
het beeld. Veeg de lens schoon met een zachte doek of iets dergelijks.
Nadat u de scherpstelmethode hebt veranderd, wordt de afstand die u voor de scherpstelling
hebt ingesteld, gewist.
Als [Scherpstelfunctie] is ingesteld op [Continue AF], wordt de pieptoon niet voortgebracht
nadat is scherpgesteld.
[47] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
Scherpstelgebied
(Camera- instellingen) → [Scherpstelfunctie] → gewenste instelling.