3. Installeren
3.5.1. Elektrische installatie, stuurkabels
3
Afbeelding 3.22: Schema met alle elektrische klemmen zonder opties.
Klem 37 moet worden gebruikt als ingang voor Veilige stop. Zie de sectie
van de functie Veilige stop.
* Klem 37 is niet opgenomen in de FC 301 (met uitzondering van de FC 301 A1, die is uitgerust met Veilige stop).
Klem 29 en relais 2 maken geen deel uit van de FC 301.
Bij zeer lange stuurkabels en analoge signalen kunnen, in uitzonderlijke gevallen en afhankelijk van de installatie, aardlussen van 50/60 Hz voorkomen
als gevolg van ruis uit de netvoedingskabels.
In dat geval kan het nodig zijn om de afscherming te doorbreken of een condensator van 100 nF te plaatsen tussen de afscherming en het chassis.
De digitale en analoge in- en uitgangen moeten afzonderlijk worden aangesloten op de gemeenschappelijke ingangen (klem 20, 55, 39) van de frequen-
tieomvormer om te voorkomen dat aardstroom van deze groepen andere groepen beïnvloedt. Het inschakelen van de digitale ingang kan bijvoorbeeld
het signaal van de analoge ingang verstoren.
34
Installatie Veilige stop
MG.33.AA.10 – VLT is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
®
VLT
AutomationDrive FC 300 Bedienings-
in de Design Guide voor instructies over de installatie
handleiding