3. Installeren
3
Afbeelding 3.7: Netvoeding voor behuizing C3 (IP 20).
De voedingskabels voor aansluiting op het net zijn meestal niet-afgeschermde kabels.
3.3.3. Motoraansluiting
NB!
De motorkabel moet zijn afgeschermd/gewapend. Als een niet-afgeschermde/niet-gewapende motorkabel wordt gebruikt, wordt niet
voldaan aan bepaalde EMC-vereisten. Gebruik een afgeschermde/gewapende motorkabel om te voldoen aan de EMC-emissiespecifi-
caties. Zie
Zie het hoofdstuk Algemene specificaties voor de juiste dwarsdoorsnede en lengte van de motorkabel.
Kabelafscherming: Gebruik voor de installatie geen afscherming met gedraaide uiteinden (pigtails). Dit kan het afschermende effect bij hoge frequenties
verstoren. Als het noodzakelijk is de afscherming te onderbreken om een motorisolator of motorrelais te installeren, moet de afscherming worden voort-
gezet met een zo laag mogelijke HF-impedantie.
Sluit de afscherming van de motorkabel aan op de ontkoppelingsplaat van de frequentieomvormer en de metalen behuizing van de motor.
Gebruik voor de aansluitingen van de afscherming een zo groot mogelijk oppervlak (kabelklem). Dit kan worden gedaan met behulp van de bijgeleverde
installatiemiddelen in de frequentieomvormer.
Als het noodzakelijk is om de afscherming te splitsen om een motorisolator of motorrelais te installeren, moet de afscherming worden voortgezet met de
laagst mogelijke HF-impedantie.
Kabellengte en dwarsdoorsnede: De frequentieomvormer is getest met een bepaalde kabellengte en een bepaalde kabeldoorsnede. Als de doorsnede
toeneemt, kan ook de kabelcapaciteit - en daarmee de lekstroom - toenemen en moet de kabellengte dienovereenkomstig verminderd worden. Houd de
motorkabel zo kort mogelijk om ruisniveau en lekstroom te beperken.
Schakelfrequentie: Als frequentieomvormers in combinatie met sinusfilters worden gebruikt om het akoestische geluid van een motor te beperken,
moet de schakelfrequentie worden ingesteld in overeenstemming met de instructies voor sinusfilters in par. 14-01.
1.
Bevestig de ontkoppelingsplaat aan de bodem van de frequentieomvormer met de schroeven en sluitringen uit de accessoiretas.
2.
Bevestig de motorkabel aan de klemmen 96 (U), 97 (V), 98 (W).
3.
Bevestig aan de aardverbinding (klem 99) op de ontkoppelingsplaat met de schroeven uit de accessoiretas.
4.
Sluit de stekkerconnectoren 96 (U), 97 (V), 98 (W) (tot 7,5 kW) en de motorkabel aan op de klemmen gelabeld MOTOR.
5.
Bevestig de afgeschermde kabel aan de ontkoppelingsplaat met de schroeven en sluitringen uit de accessoiretas.
Alle soorten driefasen asynchrone standaardmotoren kunnen op de frequentieomvormer worden aangesloten. Kleine motoren worden gewoonlijk in ster
geschakeld (230/400 V, Y). Grote motoren zijn gewoonlijk in driehoekschakeling geschakeld (400/690 V, Δ). Kijk op het motortypeplaatje voor de juiste
aansluitmodus en spanning.
24
EMC-testresultaten
voor meer informatie.
MG.33.AA.10 – VLT is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
®
VLT
AutomationDrive FC 300 Bedienings-
Afbeelding 3.8: Netvoeding voor behuizing C4 (IP 20).
handleiding