6.2.
Bedieningsinstructies
Voer dagelijks de in hoofdstuk 7 opgenomen onderhoudscheck uit.
1. Zet de noodrem van je voertuig op en draai ieder
niet-opgetild wiel in de tegengestelde richting, om
ongewenst bewegen van het voertuig te voorkomen;
2. Sluit het daalventiel door het in wijzerzin aan te draaien.
Je moet een flinke weerstand voelen.
3. Plaats de heftruckkrik onder het voertuig.
4. Controleer het hefpunt. Het centrale zadel van de krik
moet zich precies onder het hefpunt bevinden.
5. Pomp met de hendel tot je contact maakte met het
hefpunt. Om te heffen, blijf pompen tot de last op de
gewenste hoogte staat.
16/32