7 Inbedrijfstelling
83272244 1/2023-03 Ch
Montage- en bedieningsvoorschrift
Oliebrander WL5/2-B
7 Inbedrijfstelling
7.1 Voorwaarden
De inbedrijfstelling mag alleen door gekwalificeerde vakspecialisten uitgevoerd
worden.
Alleen een correct uitgevoerde inbedrijfstelling garandeert de bedrijfszekerheid.
De brander niet buiten het werkingsgebied gebruiken [hfst. 3.4.6].
Voor de inbedrijfstelling ervoor zorgen dat:
alle montage- en installatiewerkzaamheden correct zijn uitgevoerd
de luchttoevoer voor de verbrandingslucht voldoende is en evt.
buitenluchtaanzuiging monteren
de ringspleet tussen vlamkop en warmtegenerator opgevuld is
de warmtegenerator met medium gevuld is
de regel- en veiligheidsinrichtingen functioneel en correct ingesteld zijn
de rookgaskanalen vrij zijn
er een correct meetpunt voor rookgasmeting aanwezig is
warmtegenerator en rookgassysteem tot aan het meetpunt dicht zijn,
secundaire lucht beïnvloedt de meetresultaten
houdt u aan de gebruiksvoorschriften van de warmtegenerator
er warmteafname is
Andere installatiegebonden controles kunnen noodzakelijk zijn. Let hierbij op de
bedieningsvoorschriften van de verschillende installatiecomponenten.
Bij procestechnische installaties moeten de voorwaarden voor een veilige werking
en inbedrijfstelling uit werkinstructieblad 8-1 (druknr. 83188044) nageleefd
worden.
26-80