3.3.
CONTROLES VAN DE WERKING
Werking van de machine: zie hoofdstuk 4 – Gebruik.
3.3.1
BEDIENINGSPOSTEN
Bedieningspost op de grond
1- Controleer of de controlelampjes gaan branden en of het alarm werkt zodra u de machine
onder spanning brengt (Zelftest).
2- Start de thermische of elektrische motor en schakel alle bedieningsorganen in om hun
werking te controleren
3- Controleer of de noodstopschakelaar de bewegingen onderbreekt en de thermische of
elektrische motor afschakelt (de thermische motor stopt na ongeveer 2 seconden).
4- Controleer met de thermische motor (elektrische motor) uit of de elektrische motor
(thermische motor) werkt.
Bedieningsposten van het platform
1- Controleer of de controlelampjes gaan branden en of het alarm werkt zodra u de machine
onder spanning brengt (Zelftest).
2- Start de thermische of elektrische motor en schakel alle bedieningsorganen in om hun
werking te controleren. Controleer of de beweging stopt wanneer u de bediening loslaat.
Controleer of de beweging stopt wanneer u de validatieknop loslaat.
3- Controleer of de hoge rijsnelheid wordt onderbroken wanneer het platform wordt geheven.
4- Controleer of de hoge rijsnelheid wordt onderbroken wanneer de telescooparm wordt
uitgeschoven.
5- Controleer of de noodstopschakelaar de bewegingen onderbreekt en de thermische motor
afschakelt (de thermische motor stopt na ongeveer 2 seconden).
6- Controleer met de thermische motor uit (elektrische motor uit en stekker los) of de elektrische
motor (thermische motor) werkt.
3.3.2
SCHEEFSTANDINDICATOR
1- Klap het platform in en rijd met de machine op een helling van meer dan 15%: het
controlelampje voor scheefstand gaat branden.
2- Controlelampje contact met de grond uit en minstens een stempel in contact met de grond
(voorwaarde contact met de grond en -0.2° <scheefstand< 0.2 ° niet vervuld), het alarm
werkt en het heffen werkt niet.
3- Wanneer de machine eenmaal opgehesen is en de scheefstand meer dan 1.5° is, gaat het
alarm aan en zijn alleen het dalen en inklappen van de telescooparmen toegestaan.
4- Controleer of de bewegingen worden onderbroken, afhankelijk van de geselecteerde
bedrijfsmodus (zie Hoofdstuk 5 - Beveiliging).
1NO0040NL-01 Mygale 23
BEDIENINGS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
www.duma-rent.com
23