12 Ontwerp
!
OPMERKING
83319744 1/2020-10 La
Montage- en bedieningsvoorschrift
Oliebrander WL40/1-A Z-1LN-A
12 Ontwerp
12.1 Olievoorziening
EN 12514-2, en de plaatselijke voorschriften in acht nemen.
Algemene aanwijzingen voor de olietoevoer
bij stalen tanks geen kathodebeschermingssysteem toepassen.
bij olietemperaturen < 5 °C kunnen leidingen, oliefilters en verstuivers door
paraffinevorming verstopt raken. Vermijd olietanks en pijpleidingen in gebieden
waar vorstgevaar kan bestaan.
de olievoorziening zo installeren, dat de olieslangen spanningsvrij kunnen worden
aangesloten.
oliefilter voor de pomp monteren, aanbevolen maaswijdte 70 μm.
Zuigweerstand en aanvoerdruk
Schade aan de oliepomp door te hoge zuigweerstand
Een zuigweerstand groter dan 0,4 bar kan de pomp beschadigen.
Zuigweerstand reduceren – of – olietoevoerpomp of zuigaggregaat installeren,
daarbij op de maximale toevoerdruk van het filter en de pomp letten.
De zuigweerstand is afhankelijk van:
zuigleidingslengte en -diameter,
drukverlies van het oliefilter en andere ingebouwde onderdelen,
laagste oliestand in de olietank (max 3,5 m lager dan de oliepomp).
Als er een olietoevoerpomp geïnstalleerd is:
max 1,5 bar aanvoerdruk bij het oliefilter,
max 0,7 bar aanvoerdruk voor automatische ontluchter.
Hogerliggend oliepeil
als de zuigleiding ondicht is, kan de tank door de hevelwerking weglopen. Een
antihevelventiel 1 kan dit verhinderen.
rekening houden met het drukverlies door het antihevelventiel (opgave fabrikant).
de antihevelklep moet vertraagd sluiten en een drukontlasting in de richting van
de olietank vertonen.
Hoogteonderscheid aanhouden:
max 4,6 m tussen oliepeil en antihevelventiel,
bij eenpijpssysteem max 8 m tussen het antihevelventiel en automatische
ontluchter,
bij tweepijpssysteem max 20 m tussen het antihevelventiel en de oliepomp.
94-116
1
1