3.
Selecteer met behulp van een aanwijsapparaat of de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Change
Password (Wachtwoord wijzigen) en druk vervolgens op enter.
4.
Typ uw huidige wachtwoord wanneer u daarom wordt gevraagd.
5.
Wanneer u wordt gevraagd om het nieuwe wachtwoord, laat u het vak leeg en drukt u op enter.
6.
Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om verder te gaan.
7.
Wanneer u wordt gevraagd uw nieuwe wachtwoord opnieuw te typen, laat u het vak leeg en drukt
u op enter.
8.
Klik op Save (Opslaan) linksonder in het scherm en volg de instructies op het scherm om uw
wijzigingen op te slaan en Computer Setup (Computerinstellingen) te sluiten.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save changes and exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk vervolgens op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt gestart.
BIOS-beheerderswachtwoord invoeren
Typ achter de prompt BIOS administrator password (BIOS-beheerderswachtwoord) uw wachtwoord
(met dezelfde soort toetsen als waarmee u het wachtwoord heeft ingesteld) en druk op enter. Als u drie
keer het verkeerde BIOS-beheerderswachtwoord heeft ingevoerd, moet u de computer opnieuw
opstarten voordat u het opnieuw kunt proberen.
DriveLock gebruiken in Computer Setup (Computerinstellingen)
VOORZICHTIG:
zorgvuldig en bewaar dit uit de buurt van uw computer om te voorkomen dat de met DriveLock
beschermde vaste schijf permanent onbruikbaar wordt. Als u beide DriveLock-wachtwoorden vergeet,
is de vaste schijf permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
Met DriveLock voorkomt u onbevoegde toegang tot de inhoud van een vaste schijf. DriveLock kan alleen
worden toegepast op de interne vaste schijf of schijven van de computer. Als DriveLock-beveiliging op
een schijf wordt toegepast, moet een wachtwoord worden ingevoerd om toegang tot deze schijf te
krijgen. U krijgt alleen toegang tot de schijf met behulp van de DriveLock-wachtwoorden als de schijf in
de computer of een geavanceerde poortreplicator is geplaatst.
Om DriveLock-beveiliging toe te passen op een interne vaste schijf, moeten in Computer Setup
(Computerinstellingen) een gebruikerswachtwoord en een hoofdwachtwoord worden ingesteld. Op
DriveLock-beveiliging zijn de volgende overwegingen van toepassing:
●
Nadat DriveLock beveiliging is toegepast op een vaste schijf, kan deze alleen nog maar worden
gebruikt wanneer eerst het gebruikers- of hoofdwachtwoord wordt ingevoerd.
●
Het gebruikerswachtwoord is voor de dagelijkse gebruiker van de beveiligde vaste schijf. Het
hoofdwachtwoord is voor de systeembeheerder of gebruiker.
●
Het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord mogen hetzelfde zijn.
●
U kunt een gebruikers- of hoofdwachtwoord uitsluitend verwijderen door de DriveLock-beveiliging
van de vaste schijf te verwijderen. DriveLock-beveiliging kan alleen met het hoofdwachtwoord van
een schijf worden verwijderd.
118 Hoofdstuk 10 Beveiliging
Noteer het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord voor DriveLock