Een Bluetooth®-apparaat verbinden/loskoppelen
• Druk op de knop 9 om de naam
en het adres van het geselecteerde
Bluetooth®-apparaat te bevestigen.
Druk op de knop 0 om terug te
keren naar het vorige scherm.
Druk op de knop`OK.
10
• [Bezig met verbinden]
verschijnt op het display en de
verbindingsprocedure start.
[Verbinding gemaakt] verschijnt als
de procedure voltooid is.
• De Bluetooth®-indicator op het scherm
licht op en u kunt het verbonden
apparaat gebruiken.
Druk op de knop STOP ( 4) om het
11
menuscherm te verlaten.
OPMERKING
• Opnemen, afspelen en andere
handelingen zijn niet mogelijk tijdens
het koppelen.
• Slechts één Bluetooth®-apparaat
kan worden verbonden door de
koppelinstellingen te verwerken. Het is
niet mogelijk om meerdere apparaten
tegelijk te koppelen. Configureer de
verbindingsinstellingen apart voor elk
apparaat.
• Slechts één apparaat kan tegelijk
worden verbonden.
• Als een handeling zoals de stroom
uitschakelen wordt uitgevoerd nadat
het koppelen met een Bluetooth®-
apparaat voltooid is, wordt de
Bluetooth®-verbinding verbroken.
Om de verbinding te herstellen, voert
u de handeling [Koppelen] uit.
• Als de Bluetooth®-verbinding wordt
verbroken vanaf het Bluetooth®-
apparaat, wordt de functie Bluetooth®
van de voicerecorder automatisch
uitgeschakeld.
• Als de communicatie instabiel wordt
nadat de verbinding is voltooid, kan de
voicerecorder naar de status wacht op
verbinding gaan.
• Als de wachtstatus van de Bluetooth®-
verbinding wordt geactiveerd tijdens
het opnemen of afspelen, wordt het
opnemen of afspelen onderbroken.
Controleer de status van de
voicerecorder tijdens het opnemen of
afspelen.
• Als de Bluetooth®-verbinding wordt
onderbroken tijdens het opnemen
of afspelen, wordt het opnemen of
afspelen beëindigd.
5
NL
101