4 Aanwijzingen voor het programmeren
2-13 Bewaking remvermogen
Option:
[0] *
Uit
[1]
Waarsch.
4
[2]
Uitsch.
[3]
Waarsch. en uitsch.
Als vermogensbewaking is ingesteld op
kan leiden tot thermische overbelasting van de weerstand. Het is ook mogelijk om een waarschuwing te genereren via een relais-/digitale uitgang. De
meetnauwkeurigheid van de vermogensbewaking is afhankelijk van de nauwkeurigheid van de weerstand (beter dan ± 20%).
2-15 Remtest
Option:
[0] *
Uit
[1]
Waarsch.
[2]
Uitsch.
[3]
Stop en uitsch.
56
Functie:
Deze parameter is alleen actief bij frequentieomvormers met een ingebouwde dynamische rem.
Deze parameter zorgt voor bewaking van het vermogen naar de remweerstand. Het vermogen
wordt berekend op basis van de waarde van de weerstand (Par. 2-11
DC-tussenkringspanning en de cyclustijd van de weerstand.
Geen bewaking van het remvermogen nodig.
Hiermee wordt een waarschuwing op het display weergegeven wanneer het vermogen dat gedu-
rende 120 seconden wordt afgegeven, hoger is dan 100% van de bewakingslimiet
Begrenzing remvermogen (kW)
(Par. 2-12
De waarschuwing verdwijnt wanneer het afgegeven vermogen lager wordt dan 80% van de bewa-
kingslimiet.
De frequentieomvormer wordt uitgeschakeld en er wordt een alarm weergegeven wanneer het be-
rekende vermogen groter is dan 100% van de bewakingslimiet.
Beide bovengenoemde functies worden geactiveerd, inclusief waarschuwing, uitschakeling (trip) en
alarm.
Uit
Waarsch.
[0] of
[1] zal de remfunctie actief blijven, zelfs wanneer de bewakingslimiet is overschreden. Dit
Functie:
Selecteer een test/bewakingsfunctie om de aansluiting naar de remweerstand te controleren, of om
te controleren of een remweerstand aanwezig is, en een waarschuwing of alarm weer te geven in
geval van een fout.
NB!
De remtest wordt uitgevoerd bij inschakeling van de frequentieomvormer. De
rem-IGBT-test wordt echter uitgevoerd als er niet wordt geremd. Een waarschu-
wing of uitschakeling (trip) deactiveert de remfunctie.
De testvolgorde is als volgt:
1.
De rimpelamplitude van de DC-tussenkring wordt gemeten gedurende 300 ms zonder
remmen.
2.
De rimpelamplitude van de DC-tussenkring wordt gemeten gedurende 300 ms met geac-
tiveerde rem.
3.
Als de rimpelamplitude van de DC-tussenkring tijdens het remmen lager is dan de rimpe-
lamplitude van de DC-tussenkring voor het remmen + 1%: remtest mislukt, wat wordt
aangegeven via een waarschuwing of alarm.
4.
Als de rimpelamplitude van de DC-tussenkring tijdens het remmen hoger is dan de rim-
pelamplitude van de DC-tussenkring voor het remmen + 1%: remtest is OK.
De remweerstand en rem-IGBT worden tijdens bedrijf bewaakt op kortsluiting. Als er kortsluiting
optreedt, wordt waarschuwing 25 weergegeven.
De remweerstand en rem-IGBT worden bewaakt op kortsluiting en bij inschakeling van de frequen-
tieomvormer wordt getest of de remweerstand niet is ontkoppeld.
De remweerstand wordt op kortsluiting of ontkoppeling bewaakt, of de rem-IGBT wordt op kort-
sluiting bewaakt. Als er een fout optreedt, dan zal de frequentieomvormer uitschakelen en een alarm
weergeven (uitschakeling met blokkering).
De remweerstand wordt op kortsluiting of ontkoppeling bewaakt, of de rem-IGBT wordt op kort-
sluiting bewaakt. Als er een fout optreedt, dan zal de frequentieomvormer uitlopen tot vrijloop en
®
MG.33.AE.10 – VLT
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
®
VLT
AutomationDrive FC 300 Bedienings-
Remweerstand (ohm)
).
handleiding
), de