Let tijdens de constructie speciaal op de volgende
punten en controleer na montage
Afvinken ✓
na controle
■
Is de binnenunit stevig bevestigd?
Het toestel zal misschien naar beneden vallen, trillen of
geluiden produceren.
■
Is de gaslekproef volledig uitgevoerd?
Het toestel zal misschien onvoldoende koelen of verwarmen.
■
Is het toestel volledig geïsoleerd?
Er zal misschien condenswater naar beneden druppelen.
■
Loopt de afvoer vlot?
Er zal misschien condenswater naar beneden druppelen.
■
Stemt de voedingsspanning overeen met de waarde op het
naamplaatje?
Het toestel zal misschien slecht werken of de onderdelen
kunnen doorbranden.
■
Zijn de bedrading en de leidingen correct uitgevoerd?
Het toestel zal misschien slecht werken of de onderdelen
kunnen doorbranden.
■
Is het toestel veilig geaard?
Gevaar bij elektrische lekken.
■
Is het type van de bedrading conform de voorschriften?
Het toestel zal misschien slecht werken of de onderdelen
kunnen doorbranden.
■
Wordt de luchtuitblaasopening of de luchtinlaat van de binnen- of
buitenunit geblokkeerd door een voorwerp?
Het toestel zal misschien onvoldoende koelen of verwarmen.
■
Heeft u de lengte van de koelleiding en de hoeveelheid extra
koelstof genoteerd?
Het is niet duidelijk hoeveel koelstof het systeem nog bevat.
Opmerkingen voor de installateur
■
Neem deze handleiding zorgvuldig door om een correcte
montage te verzekeren. Toon de klant hoe het systeem op een
correcte manier te gebruiken aan de hand van de bijgevoegde
gebruiksaanwijzing.
■
Leg de klant uit wat voor systeem is gemonteerd. Vul de
montagespecificaties in onder het hoofdstuk "Wat te doen voor
gebruik?" in de gebruiksaanwijzing van de buitenunit.
E
EN PLAATS VOOR DE INSTALLATIE KIEZEN
Als tegen het plafond de temperatuur boven de 30°C stijgt en de
relatieve vochtigheid boven 80%, of als lucht naar het plafond wordt
geleid, is extra isolatie vereist (minimaal 10 mm dik polyethyleen-
schuim).
Voor deze unit kunt u verschillende richtingen kiezen voor de
luchtstroom. Het is noodzakelijk om een optionele blokkeringskit aan
te schaffen om de lucht in 3 of 4 (gesloten hoeken) richtingen te laten
blazen.
Installeer de unit zo dat ontluchtingsopeningen, lichten of machines
in de buurt van de unit de luchtstroom niet belemmeren.
a
≥1500 mm
(A)
≥1500 mm
≥2000 mm
a
Binnenunit
b
Licht
In de afbeelding ziet u een plafondlicht, maar een verzonken
plafondlicht belemmert de luchtstroom niet.
c
Luchtventilator
A
Als de luchtuitlaat gesloten is, moet de met (A) aangegeven
ruimte minstens 500 mm bedragen. Bovendien moet de met (A)
aangegeven ruimte minstens 200 mm bedragen als zowel de
rechter- als de linkerhoek van deze luchtuitlaat gesloten zijn.
≥1500 mm van alle statische volumes
B
b
c
a
≥4000 mm
1
Kies een montageplaats waar aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan en waar de klant het mee eens is:
•
Waar een optimale luchtspreiding verzekerd is.
•
Waar de luchtstroom niet is belemmerd.
•
Waar condenswater kan worden afgevoerd.
•
Waar het vals plafond niet zichtbaar afhelt.
•
Waar er voldoende speling is voor onderhoud en herstellingen.
•
Waar er geen risico op lekken van een ontvlambaar gas bestaat.
•
De apparatuur is niet bedoeld voor gebruik in een omgeving met
ontploffingsgevaar.
•
Waar de lengte van de leidingen tussen de binnen- en buitenunits
binnen de grenzen kan worden gehouden. (Raadpleeg de
montagehandleiding van de buitenunit.)
•
De binnenunit, buitenunit, bedrading tussen units en bedrading
van de afstandsbediening moeten zich op minstens 1 meter
bevinden van televisie- en radiotoestellen. Daarmee voorkomt u
beeld- en geluidsinterferentie in die toestellen. (Het kan gebeuren
dat u ruis hoort, afhankelijk van de omstandigheden waaronder
de elektrische golven worden voortgebracht, zelfs als de afstand
meer dan 1 meter bedraagt).
•
Wanneer u een kit voor een draadloze afstandsbediening
installeert, zal de afstand tussen de draadloze afstandsbediening
en de binnenunit mogelijk kleiner zijn als er fluorescendere
lichten met een elektrische starter in de kamer staan. De
binnenunit moet zo ver mogelijk uit de buurt van fluorescerende
lichten worden geïnstalleerd.
2
Plafondhoogte
Deze binnenunit mag worden geïnstalleerd op plafonds tot
3,5 m hoog (voor FCQHG100~140-units: 4,2 m). Wanneer de
unit hoger dan 2,7 m wordt geïnstalleerd, moeten de lokale
instellingen met de afstandsbediening worden uitgevoerd (voor
FCQHG100~140-units: 3,2 m).
Plaats de unit hoger dan 2,5 m om toevallig contact ermee te
voorkomen.
Zie "Lokale instelling" op pagina 8 en de montagehandleiding
van sierpaneel.
3
Luchtuitblaasrichtingen
Selecteer de luchtuitblaasrichting die het best is aangepast aan
de ruimte en de montagelocatie. (Bij luchtuitblaas in 3 richtingen
moeten de lokale instellingen gebeuren met behulp van de
afstandsbediening en de luchtuitblaasopening(en) worden
gesloten). Zie de montagehandleiding van de als optie
verkrijgbare blokkeerset en "Lokale instelling" op pagina 8. (Zie
afbeelding 1) (
: luchtuitblaasrichting)
1
Luchtuitblaas naar alle kanten
2
Luchtuitblaas in 4 richtingen
3
Luchtuitblaas in 3 richtingen
LET OP
De luchtstroomrichtingen van afbeelding 1 dienen
slechts als voorbeeld van mogelijke luchtstroom-
richtingen.
4
Gebruik ophangbouten voor de montage. Controleer of het
plafond sterk genoeg is om het gewicht van de binnenunit te
dragen. Als er enig risico bestaat, versterk dan eerst het plafond
en installeer dan pas de unit.
(De montageafstanden zijn aangeduid op het papierpatroon
voor montage. Raadpleeg het papierpatroon om na te gaan
welke punten verstevigd dienen te worden.)
Benodigde montageruimte zie afbeelding 2
(
: luchtuitblaasrichting)
1
Luchtuitblaas
2
Luchtinlaat
LET OP
Laat 200 mm of meer vrij op de plaatsen aangeduid
met *, aan de kanten waar de luchtuitblaas is gesloten.
Type
H
≥214
FCQG35~71
≥256
FCQG100~140
Type
H
≥298
FCQHG71~140
Montagehandleiding
2