c. Wanneer het vacuümniveau is bereikt, moet het koelmiddel met
behulp van een koelvloeistoffles in het koelsysteem worden
gespoten. Op het typeplaatje en de tabel met de belangrijkste
technische parameters is de juiste hoeveelheid koelmiddel voor
injectie aangegeven. Het koelmiddel moet worden ingespoten
vanaf de lagedrukzijde van het systeem.
d. D e h o e v e e l h e i d k o e l m i d d e l w o r d t b e ï n v l o e d d o o r d e
omgevingstemperatuur. Als de vereiste hoeveelheid niet is
bereikt, maar er geen inspuiting meer mogelijk is, laat het
koelwater dan circuleren en start de unit op voor injectie. Laat de
lagedrukschakelaar tijdelijk kortsluiten indien nodig.
Koelmiddeladditief. Sluit de koelmiddelinjectiefles aan op het
fluoridemondstuk aan de lagedrukzijde en sluit de manometer op de
lagedrukzijde aan.
a. Laat het gekoelde water circuleren en start de unit. Laat zo nodig
de drukregelschakelaar kortsluiten.
b. Spuit langzaam koelmiddel in het systeem en controleer de zuig-
en persdruk.
ATTENTIE
Nadat de inspuiting is voltooid moet de aansluiting worden
vernieuwd.
Spuit nooit zuurstof, acetyleen of een ander brandbaar of giftig
gas in het koelsysteem bij de lekdetectie- en luchtdichte test. Er
mag alleen gebruik worden gemaakt van stikstof onder druk of
koelmiddel.
11.9 De compressor demonteren
Volg de volgende procedures als de compressor gedemonteerd
moet worden:
a. Sluit de stroomtoevoer van de unit af.
b. Verwijder het stroomsnoer van de compressor.
c. Verwijder de aanzuig- en afvoerleidingen van de compressor.
d. Verwijder de bevestigingsschroef van de compressor.
e. Verplaats de compressor.
11.10 Elektrische bijverwarming
Als de omgevingstemperatuur lager is dan 2 ºC, neemt de
verwarmingsefficiëntie af naarmate de buitentemperatuur daalt.
Om de luchtgekoelde warmtepomp stabiel te laten draaien in een
relatief koud gebied en om wat warmteverlies door ontdooiing
aan te vullen. Wanneer de laagste omgevingstemperatuur in de
regio van de gebruiker in de winter tussen de 0ºC~10ºC ligt, kan
de gebruiker overwegen om een elektrische bijverwarming te
gebruiken. Raadpleeg de relevante vakmensen voor het vermogen
van de elektrische bijverwarming.
11.11 Antivriessysteem
In geval van bevriezing van de leiding van de waterzijdige
warmtewisselaar kan ernstige schade worden veroorzaakt, d.w.z.
dat de warmtewisseling kan worden verbroken en er lekkage kan
optreden. Deze door vorstbarsten veroorzaakte schade valt niet
onder de garantie. De unit moet dan ook worden gecontroleerd op
bevriezing.
a. Als de unit die wordt uitgeschakeld in stand-by in een omgeving
wordt geplaatst waar de buitentemperatuur lager is dan 0°C,
moet het water in het watersysteem worden afgetapt.
b. D e w a t e r l e i d i n g k a n b e v r o r e n z i j n w a n n e e r d e
koelwaterdebietregelaar en de antivriestemperatuursensor niet
meer werken. Daarom moet de stroomregelaar volgens het
aansluitschema worden aangesloten.
c. Vorstbarten in de waterzijdige warmtewisselaar kunnen bij het
onderhoud ontstaan, wanneer het koelmiddel in de unit wordt
gespoten of voor reparatie wordt afgevoerd. Bevriezing van
leidingen kan op elk moment voorkomen als de druk van het
koelmiddel onder de 0,4 Mpa komt te liggen. Daarom moet het
water in de warmtewisselaar blijven stromen of volledig worden
afgetapt.
11.12 Vervangingvan de veiligheidsklep
Vervang de veiligheidsklep als volgt:
a. Het koelmiddel volledig terugwinnen in het systeem. Hiervoor zijn
deskundigen en apparatuur nodig;
b. Let op dat u de coating van de tank beschermt. Vermijd schade
aan de coating door externe krachten of een hoge temperatuur
bij het verwijderen en installeren van de veiligheidsklep;
c. Ve r w a r m h e t d i c h t i n g s p r o d u c t o m d e v e i l i g h e i d s k l e p
eraf te schroeven. Let op: bescherm het deel waar het
schroefgereedschap de romp van de tank raakt en vermijd
schade aan de tankcoating;
d. Als de tankcoating beschadigd is, moet het beschadigde deel
opnieuw worden geverfd.
Fig.11-1 Vervanging van de veiligheidsklep
WAARSCHUWING
De garantieperiode van de veiligheidsklep is 24 maanden. Onder
de gespecificeerde omstandigheden is de levensduur van de
veiligheidsklep bij gebruik van flexibele afdichtingsonderdelen
2 4 t o t 3 6 m a a n d e n , b i j g e b r u i k v a n m e t a l e n o f P I F E
afdichtingscomponenten is de gemiddelde levensduur 36 tot
48 maanden. Na die periode is een visuele inspectie nodig.
Onderhoudsmedewerkers moeten de klepbehuizing en de
werkomgeving controleren. Als er op het kleplichaam geen
duidelijke corrosie, scheuren, vuil of schade wordt waargenomen,
dan kunt u de klep blijven gebruiken. Neem anders contact op
met uw leverancier voor een reserveonderdeel.
44
safety valve