GEVAAR VOOR GIFTIGE VLOEISTOFFEN
Gevaarlijke vloeistof of giftige dampen kunnen ernstige verwondingen of zelfs de dood veroorzaken,
wanneer ze in de ogen of op de huid spatten, of bij inademen of inslikken.
•
Zorg dat u op de hoogte bent van de specifieke gevaren van de vloeistoffen dat u gebruikt.
•
Bewaar gevaarlijk vloeistof in een goedgekeurde vloeistofhouder. Voer gevaarlijke materialen
af conform alle geldende voorschriften en richtlijnen.
•
Draag altijd een veiligheidsbril, handschoenen, beschermende kleding en een ademhalingsfilter,
zoals aanbevolen door de fabrikant van de gebruikte vloeistoffen en oplosmiddel.
•
Zorg dat de uitstromende lucht op een veilige manier wordt afgevoerd, ver van mensen, dieren,
en plaatsen waar voedsel is opgeslagen of wordt bereid. Als een membraan kapot is,
kan in de uitstromende lucht vloeistof meekomen. Zie Luchtuitlaatventilatie op pagina 12.
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
Slechte aarding, onvoldoende ventilatie, open vuur of vonken kunnen gevaarlijke situaties geven,
wat kan leiden tot brand, explosies en zware verwondingen.
•
Aard de apparatuur. Zie Aarding op pagina 7.
•
Gebruik een polypropeen- of PVDF-pomp nooit voor niet-geleidende brandbare vloeistoffen zoals
gespecificeerd door de geldende brandveiligheidsvoorschriften. Raadpleeg Aarding op pagina 7
voor meer informatie. Raadpleeg de leverancier van de vloeistof om de geleidbaarheid
of de soortelijke weerstand te bepalen van de vloeistof die u gebruikt.
•
Als u ook maar ergens vonken door statische elektriciteit opmerkt of als u een elektrische schok krijgt
terwijl u het apparaat gebruikt, stop dan onmiddellijk met pompen. Gebruik het systeem pas weer
als u de oorzaak van het probleem kent en het probleem is verholpen.
•
Zorg voor ventilatie met verse lucht, om te voorkomen dat brandbare dampen uit oplosmiddelen
of uit het gespoten, afgegeven of verpompt materiaal kunnen blijven hangen.
•
Leid de uitstromende lucht op een veilige manier weg, ver van alle ontstekingsbronnen. Als een
membraan kapot is, kan in de uitstromende lucht vloeistof meekomen. Zie Luchtuitlaatventilatie
op pagina 12.
•
Houd de werkruimte vrij van afval, inclusief oplosmiddelen, poetslappen en benzine.
•
Maak alle elektrische apparatuur in de werkruimte los van het elektriciteitsnet.
•
Doof alle open vuur en waakvlammen in de werkruimte.
•
Rook niet in de werkomgeving.
•
Schakel geen licht aan of uit in de werkruimte terwijl gewerkt wordt of terwijl nog dampen aanwezig zijn.
•
Gebruik in de werkruimte geen benzinemotor.
WAARSCHUWING
3A3598
5