6. Onderhoud
Onderhoud is een voorwaarde voor veilig werken en een lange levensduur van het
blazenzetapparaat. Het juiste onderhoud, opslag en gebruik van de afsluitblaas is van groot
belang om veiligheid en een lange levensduur te garanderen.
6.1. Reinigen en opslaan
Na gebruik dient het blazenzetapparaat en het aanboortoestel gereinigd en geölied of ingevet te
worden. De zakpijp en de manometerstang dienen met siliconen-armaturenvet ingevet te worden.
De conditie van de afdichtingen dient gecontroleerd te worden en de afdichtingen dienen
eventueel vervangen te worden. De apparaten dienen opgeslagen en getransporteerd te worden
in de voorgeschreven transportkisten.
6.2. Inspectie en reparatie
De conditie van de gehele apparatuur, als ook de volledigheid ervan moet regelmatig
gecontroleerd worden en eventueel opgeknapt/aangevuld worden.
Zie hiervoor ook hoofdstuk 8.3 Controle van de blazen en blazenzetapparaat (pagina 31 en 32)
-
Bewegen alle onderdelen soepel?
Zijn de afdichtingsvlakken in orde?
-
-
Werken de manometers?
Zijn de schroefdraden onbeschadigd?
-
-
Conditie van de blazen!
Eenvoudige vervanging van de afzonderlijke onderdelen mag door de gebruiker uitgevoerd
worden (zie onderdelenlijst). Bij ingrijpende werkzaamheden raden wij u aan het apparaat aan te
bieden bij Kleiss & Co. voor de uitvoering hiervan
6.3
. Onderhoud, opslag, gebruik en testen van de blazen
MDS blazen moeten in licht opgeblazen toestand (ca. 200 mbar) met een schone lap en lauw
water (eventueel met zachte zeep, zonder oplosmiddelen) gereinigd en gedroogd in een
transportkist opgeslagen worden. In geen geval mogen de blazen in aanraking komen met
oplosmiddelen.
Opslag
De opslagtemperatuur van de blaas dient 15°C tot 25°C te zijn, luchtvochtigheid max. 65%,
chemische invloeden of dampen dienen vermeden te worden.
Knellen, drukken en buigen dienen vermeden te worden.
UV-straling versnelt het verouderingsproces, daarom moeten de blazen in de voorgeschreven,
gesloten transportkisten opgeslagen en getransporteerd worden.
Gebruik
De werktemperatuur moet tussen de 5°C en 65°C liggen. Bij lage temperaturen kan men de
blazen d.m.v. voorverwarming soepeler maken. Bij temperatuen onder nul dienen de blazen niet
gebruikt te worden ( zie pagina 29 -8.2 inzet van blazen bij lage temperaturen.).
I.p.v. siliconenspray mag in geen geval smeervet gebruikt worden!
De garantie dat de blaas niet aangetast wordt, kan alleen gegeven worden bij
het gebruik van siliconenspray van Kleiss & Co.!
P a g i n a
| 26