Inhoudsopgave
Advertenties
5. Hulp bij storingen
Om storingen bij het gebuik van het blazenzetapparaat te voorkomen, moet vooraf altijd de
gebruiksaanwijzing gelezen worden. Houd u aan de veiligheidsvoorschriften!
In geval van problemen moeten deze eerst worden opgelost alvorens verder te gaan.
5.1 Tabel met mogelijke storingen en hulp bij het oplossen
hiervan.
Storing
Het draad is niet vast te
schroeven
De opstelling lekt
Blazenzetapparaat kan niet
in de leiding geplaatst
worden
Zakpijp gaat niet ver
genoeg de leiding in.
De blaas kan niet door het
blazenzetapparaat in de
leiding geschoven worden.
De blaas kan niet
opgepompt worden
Bij het oppompen van de
eerste blaas verschuift de
manometerstang
De oppompdruk van de
blaas loopt terug
P a g i n a
| 24
Mogelijke oorzaak
Beschadiging van het
draad
Afdichtingen zijn vervuild
Afdichtingen defekt
Borgpen is vergrendeld
3" kogelkraan is gesloten
Verkeerde zakpijp
gemonteerd
Aanboring te klein.
Zakpijp is verbogen
Verkeerde opbouw
MDS blaas is niet vacuüm
getrokken
Blazenzetapparaat is van
binnen vervuild
Blazenzetapparaat is van
binnen niet voldoende
ingespoten met
siliconenspray.
Kraan op de
manometerunit is
gesloten
Slang van de pomp zit op
de verkeerde aansluiting
Afdichting lekt of het
afdichtingsvlak van de
blaas is beschadigd
Het te langzaam
oppompen van de blaas
Gasstroom is te hoog.
Afdichting , zitting of
klemverbinding lekt.
Manometeraansluiting
lekt
Manometerstang lekt
Oplossing
Controleren binnen- en buitendraad, eventueel repareren of
onderdeel vernieuwen.
Oplossen lekkage, reinigen van draad en afdichtingen.
Oplossen lekkage, afdichtingen vervangen.
Borgpen ontgrendelen.
Als alle afsluiters op de opbouw gesloten zijn, de 3"
kogelkraan openen.
Overeenkomstig de af te sluiten diameter, zie tabel 3, de
juiste zakpijp kiezen.
Aangeboorde gat moet resp. 50mm, 56.5mm of 72 mm ziijn.
Onderdeel repareren of vervangen.
Er dienen alleen originele delen gebruikt te worden en volgens
de gebruikshandleiding gemonteerd te worden.
De aan de manometerstang gemonteerde blaas vacuüm
trekken met de blazenpomp.
Blazenzetapparaat van binnen reinigen.
Het apparaat op de rand van de put van boven en onder
v.z.v. siliconenspray. De grootst toegestane gevacuümeerde
blaas aan de manometerstang door het blazenzetapparaat
heen en weer bewegen om op deze manier de siliconen te
verdelen in het apparaat (eventueel opnieuw inspuiten)
Kogelkraan openen
Controleer de slangaansluiting, eventueel reinigen door uit te
blazen.
De blaas buiten de leiding oppompen tot 200 mbar en
afzepen. Eventueel de dichting of de hele blaas vervangen..
Het oppompen van de blaas moet zo snel mogelijk gebeuren
(eventueel d.m.v. een drukregelaar), zodat de blaas zich snel
stabiel kan zetten.
Ook bij het snel oppompen kan het aan te bevelen zijn een by-
pass over de werkplek heen te plaatsen.!
Aansluitstukken uitblazen. De blaas buiten de leiding
oppompen tot 200 mbar en afzepen. Eventueel de afdichting
of de hele blaas vernieuwen.
Uitblazen van de snelkoppelingen. Eventueel nieuwe
afdichtingen gebruiken of onderdelen vernieuwen
De manometerstang onder druk afzepen. Eventueel nieuwe
afdichtingen gebruiken of de stang vervangen door een
nieuwe.
Vervolg op pagina 25
Advertenties
Inhoudsopgave
