6. De frequentieomvormer programmeren
ken. Terugkoppeling 3 wordt in dit geval niet
gebruikt. Alleen setpoint 1 zal worden ge-
bruikt. De som van Setpoint 1 en andere re-
ferenties die eventueel zijn ingeschakeld (zie
parametergroep 3-1*) zullen worden gebruikt
als de setpointreferentie van de PID-regelaar.
Gemiddelde
het gemiddelde van Terugkoppeling 1, Terug-
koppeling 2 en Terugkoppeling 3 als terug-
koppeling moet gebruiken.
6
Minimum
rugkoppeling 1, Terugkoppeling 2 en Terug-
koppeling 3 met elkaar moet vergelijken en de
laagste waarde als terugkoppeling moet ge-
bruiken.
Maximum
rugkoppeling 1, Terugkoppeling 2 en Terug-
koppeling 3 met elkaar moet vergelijken en de
hoogste waarde als terugkoppeling moet ge-
bruiken.
Alleen setpoint 1 zal worden gebruikt. De som
van Setpoint 1 en andere referenties die even-
tueel zijn ingeschakeld (zie parametergroep
3-1*) zullen worden gebruikt als de setpoin-
treferentie van de PID-regelaar.
84
[2] bepaalt dat de PID-regelaar
NB!
Terugkoppelingen die niet wor-
den gebruikt, moeten worden
Geen functie
ingesteld op
20-00, 20-03 of 20-06. De som
van Setpoint 1 en andere refe-
renties die eventueel zijn inge-
schakeld (zie parametergroep
3-1*) zullen worden gebruikt als
de setpointreferentie van de
PID-regelaar.
[3] bepaalt dat de PID-regelaar Te-
NB!
Terugkoppelingen die niet wor-
den gebruikt, moeten worden
Geen functie
ingesteld op
20-00, 20-03 of 20-06. Alleen
setpoint 1 zal worden gebruikt.
De som van Setpoint 1 en ande-
re referenties die eventueel zijn
ingeschakeld (zie parameter-
groep 3-1*) zullen worden ge-
bruikt als de setpointreferentie
van de PID-regelaar.
[4] bepaalt dat de PID-regelaar Te-
NB!
Terugkoppelingen die niet wor-
den gebruikt, moeten worden
Geen functie
ingesteld op
20-00, 20-03 of 20-06.
MG.11.A4.10– VLT
VLT
Multi-setpoint min
gelaar het verschil tussen Terugkoppeling 1
en Setpoint 1, Terugkoppeling 2 en Setpoint
2, en Terugkoppeling 3 en Setpoint 3 moet
berekenen. De PID-regelaar zal het terugkop-
peling/setpointpaar gebruiken waarbij het
verschil tussen de terugkoppeling en het set-
point het verst onder de bijbehorende set-
pointreferentie ligt. Als alle terugkoppelsigna-
len hoger zijn dan de bijbehorende setpoints
zal de PID-regelaar het terugkoppeling/set-
pointpaar gebruiken waarbij het verschil tus-
sen de terugkoppeling en het setpoint het
kleinst is.
in par.
NB!
Als slechts twee terugkoppelsig-
nalen worden gebruikt, moet de
terugkoppeling die niet wordt
gebruikt worden ingesteld op
Geen functie
20-03 of 20-06. Houd er reke-
ning mee dat elke setpointrefe-
rentie de som is van de bijbeho-
rende parameterwaarde (par.
20-11, 20-12 en 20-13) en
eventuele andere referenties die
zijn ingeschakeld (zie parame-
tergroep 3-1*).
Multi-setpoint max
gelaar het verschil tussen Terugkoppeling 1
in par.
en Setpoint 1, Terugkoppeling 2 en Setpoint
2, en Terugkoppeling 3 en Setpoint 3 moet
berekenen. De PID-regelaar zal het terugkop-
peling/setpointpaar gebruiken waarbij het
verschil tussen de terugkoppeling en het set-
point het verst boven de bijbehorende set-
pointreferentie ligt. Als alle terugkoppelsigna-
len lager zijn dan de bijbehorende setpoints
zal de PID-regelaar het terugkoppeling/set-
pointpaar gebruiken waarbij het verschil tus-
sen de terugkoppeling en het setpoint het
kleinst is.
NB!
Als slechts twee terugkoppelsig-
nalen worden gebruikt, moet de
terugkoppeling die niet wordt
gebruikt worden ingesteld op
Geen functie
in par.
20-03 of 20-06. Houd er reke-
ning mee dat elke setpointrefe-
rentie de som is van de bijbeho-
rende parameterwaarde (par.
20-21, 20-22 en 20-23) en
eventuele andere referenties die
®
is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
®
HVAC Drive Bedieningshandleiding
[5] bepaalt dat de PID-re-
in par. 20-00,
[6] bepaalt dat de PID-re-
in par. 20-00,