Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

GZ400

1. Voor veilig gebruik

1. Gebruik nooit een motorzaag wan-
neer u vermoeid, ziek of geërgerd of
onder invloed van medicijnen die de
aandacht kunnen verslappen, of
onder invloed van alcohol of verdo-
vende middelen bent.
2. Draag werkschoenen, nauwzittende
kleding, veiligheidsbroek, veilig-
heidshelm en gehoorbescherming.
Gebruik een trillingsbestendige
handschoen.
3. Zorg dat de zaagketting scherp is en
de zaag, inclusief het AV-systeem, in
goede staat. Bij gebruik van een
botte zaag is de zaagtijd langer en
wanneer u een botte ketting door het
hout drukt nemen de trillingen die op
uw handen worden overgebracht
toe. Een zaag met losse onderdelen
of met beschadigde of versleten AV-
buffers heeft ook een hoger trilling-
sniveau.
4. Bij het in acht nemen van alle bov-
enstaande voorzorgsmaatregelen
kan toch het optreden van het witte
vinger syndroom of het carpaal tun-
n e l s y n d ro o m n i e t u i t g e s l o t e n
worden. Wanneer u de zaag veelvul-
dig en langdurig gebruikt, dient u
zorgvuldig de toestand van uw
handen en vingers te controleren.
Als de hierboven vermelde ver-
schijnselen optreden, moet u onmid-
dellijk de hulp van een arts inroepen.
5. Wees bij het hanteren van brandstof
altijd uiterst voorzichtig. Veeg even-
tueel gemorste brandstof weg en
start de motorzaag op tenminste
3 m afstand van de plek waar u
brandstof heeft bijgevuld.
6. Verwijder alles wat kan vonken of
brand kan veroorzaken (d.w.z. niet
roken, open vuur vermijden en geen
werk uitvoeren waarbij vonken kun-
nen ontstaan) op plaatsen waar
brandstof wordt gemengd, bijgevuld
of bewaard.
7. Bij het mengen van brandstof en het
bedienen van de motorzaag mag
niet gerookt worden.
8. Sta bij het starten en het gebruik van
de motorzaag niet toe, dat andere
personen zich in de buurt van de
motorzaag bevinden. Houd omstan-
ders en dieren buiten de werkplek.
Kinderen, huisdieren en omstanders
moeten zich bij het starten en tijdens
het gebruik van de motorzaag op
een afstand van tenminste 10 m bev-
inden.
NL-4
9. Begin niet met zagen voordat u de
werkplek volledig heeft vrijgemaakt,
een stevige standplaats heeft ge-
vonden en u er zeker van bent dat u
goede uitwijkmogelijkheden van de
omvallende boom heeft.
10. Houd de motorzaag altijd met beide
handen vast wanneer de motor loopt.
Omvat de handgrepen van de motor-
zaag met de duim en vingers van uw
hand.
11. Houd al uw lichaamsdelen uit de
buurt van de zaagketting wanneer de
motor loopt.
12. Controleer of de zaagketting volledig
vrij is voordat u de motor start.
13. Verplaats de kettingzaag altijd met
afgezette motor, waarbij het zaagblad
en de zaagketting naar achteren
wijzen en de uitlaat van uw lichaam
af wordt gehouden.
14. Inspecteer de motorzaag voor ge-
bruik altijd op versleten, loszittende
of beschadigde onderdelen. Gebruik
nooit een motorzaag die beschadigd,
verkeerd afgesteld, of onvolledig of
onveilig gemonteerd is. Controleer of
de zaagketting stopt wanneer de
gashendel losgelaten wordt.
15. Al het onderhoud aan de motorzaag,
met uitzondering van het in deze ge-
bruiksaanwijzing beschreven onder-
houd, moet door vakkundig onder-
houdspersoneel worden uitgevoerd.
(Wanneer bijvoorbeeld voor het verwij-
deren van het vliegwiel het verkeerde
gereedschap wordt gebruikt, of wan-
neer het vliegwiel met het verkeerde
gereedschap wordt vastgehouden om
de koppeling te kunnen verwijderen,
kan het vliegwiel structureel worden
beschadigd waardoor het uiteindelijk
uit elkaar zou kunnen vallen.)

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave