Telefoneren
4. Selecteer SIM of Telefoon als geheugenlocatie.
Druk op de toets Omhoog of Omlaag en op de
functietoets Kies of op de middentoets.
Opmerking: Als u van telefoon wisselt, blijven de
nummers die op de SIM-kaart zijn opgeslagen
beschikbaar op de nieuwe telefoon. Nummers die
in het toestel zelf zijn opgeslagen, zijn niet meer
beschikbaar en moeten opnieuw worden
ingevoerd.
5. Voer een naam in en druk op de functietoets Ok
of op de middentoets.
Zie pagina 35 voor meer informatie over het
invoeren van tekens.
6. Als u het nummer en de naam op een andere
dan de voorgestelde locatie wilt opslaan, drukt u
op de toets Wissen of op de toets C om het
nummer van de locatie te wissen. Vervolgens
kunt u met de cijfertoetsen een andere locatie
opgeven.
7. Druk op de functietoets Ok of op de
middentoets om de naam en het nummer op te
slaan.
Als u klaar bent, worden op de telefoon de naam
en het nummer weergegeven die u zojuist hebt
opgeslagen.
26
8. Gewenste actie
Werkwijze
Invoeropties gebruiken Druk op de functietoets
Opties. Zie pagina 126
voor meer informatie.
Nummer kiezen
Middentoets of de toets
.
Terugkeren naar de
Druk op de toets
standby-stand
Een nummer kiezen uit Contacten
Als u telefoonnummers hebt opgeslagen in
Contacten, kunt u ze snel en gemakkelijk kiezen via
de locatienummers die eraan zijn toegewezen in
Contacten.
Opmerking: Als u het locatienummer bent vergeten,
moet u naar het menu Contacten gaan om op naam
naar de vermelding te zoeken. Zie pagina 125.
Een nummer kiezen vanaf de SIM-kaart:
1. Toets in de standby-stand het locatienummer
van het telefoonnummer in dat u wilt bellen en
druk op de toets
.
De lijst met vermeldingen op de SIM-kaart
wordt weergegeven.
2. U kunt op de toets Omhoog of Omlaag drukken
om andere nummers in de lijst te zoeken.
3. Druk op de functietoets Kies nr., de toets
de middentoets als u het gewenste nummer
hebt geselecteerd.
Een nummer kiezen vanuit het geheugen van de
telefoon:
Telefoneren
.
of
27