U moet dit menu-item
gebruiken:
Scherminstellingen 3
Hor.-Ver. verhouding
(RCVHD)
Scherminstellingen 3
Projectiemodus
Scherminstellingen 3
Plafondbeugel
Scherminstellingen 3
Startscherm
Scherminstellingen 3
Geen signaalscherm
Scherminstellingen 3
Blanco scherm
Scherminstellingen 3
Menu terugstellen
Ingangsinstellingen 3
COMPUTER aansluiting
(RC)
Ingangsinstellingen 3
Videosignaal (V)
Ingangsinstellingen 3
S-Videosignaal (V)
(Alleen XJ-M serie)
Ingangsinstellingen 3
Signaalnaam indicator
Ingangsinstellingen 3
Menu terugstellen
Optie instellingen 1 3
Auto keystone correctie
Om dit te doen:
Selecteer een beeldverhouding voor het geprojecteerde beeld.
Zie "Veranderen van de beeldverhouding van het geprojecteerde beeld (ASPECT)"
(bladzijde 51) voor meer informatie.
Stel in of de projectie plaatsvindt op de voorkant van het scherm of op de
achterkant.
Voor*: Selecteer deze optie als u projecteert op de voorkant van het scherm.
Achter: Selecteer deze optie als u projecteert op de achterkant van het scherm.
Deze instelling spiegelt het geprojecteerde beeld horizontaal (links-rechts).
De projector kan aan het plafond worden gehangen.
Aan: Kies deze instelling wanneer de projector aan het plafond wordt gehangen.
Omdat hierbij de onderkant van de projector naar boven zal wijzen, wordt het
geprojecteerde beeld horizontaal en verticaal gespiegeld.
Uit*: Kies deze instelling wanneer de projector gewoon op een tafel of iets dergelijks
wordt gebruikt. Bij deze instelling wordt het beeld geprojecteerd onder de
vooronderstelling dat de bovenkant van de projector naar boven wijst.
U kunt bepalen of er al dan niet een startscherm moet worden geprojecteerd
wanneer de projector aan wordt gezet en u kunt een beeldbestand kiezen om te
gebruiken als startscherm.
Logo: Projecteert een in de projector ingebouwd logo of een gebruikerslogo
(bladzijde 74) als startscherm.
Geen*: Schakelt het startscherm uit.
Kies uit de volgende mogelijkheden voor het beeld dat geprojecteerd moet worden
wanneer de projector geen ingangssignaal ontvangt: "Blauw"* (blauw scherm),
"Zwart" (zwart scherm), "Logo" (eigen logo van de projector of gebruikerslogo,
bladzijde 74).
Kies uit de volgende mogelijkheden voor het beeld dat geprojecteerd moet worden
wanneer er op de [BLANK] toets wordt gedrukt: "Blauw"* (blauw scherm), "Zwart"
(zwart scherm), "Logo" (eigen logo van de projector of gebruikerslogo, bladzijde 74).
Hiermee zet u alle items op het "Scherminstellingen" hoofdmenu terug op hun
fabrieksinstellingen voor de op dit moment gebruikte signaalbron.
Bepaal hoe ingangssignalen die binnenkomen via de COMPUTER aansluiting
geïdentificeerd zullen worden.
Automatisch*: De projector identificeert het via de COMPUTER aansluiting
ontvangen ingangssignaal automatisch.
RGB: Er wordt altijd van uit gegaan dat het ingangssignaal dat binnenkomt via de
COMPUTER aansluiting een RGB-signaal is.
Component: Er wordt altijd van uit gegaan dat het ingangssignaal dat binnenkomt
via de COMPUTER aansluiting een Componentsignaal is.
Geef op welke methode moet worden gebruikt om het videosignaal dat de projector
binnenkomt te identificeren (XJ-A serie: ingangssignaal AV-aansluiting, XJ-M serie:
ingangssignaal VIDEO-aansluiting of S-VIDEO-aansluiting).
Automatisch*:De projector identificeert het video-ingangssignaal automatisch.
NTSC, NTSC4.43, PAL, PAL-M, PAL-N, PAL60, SECAM:
Er wordt altijd van uit gegaan dat het ingangssignaal een videosignaal van het
opgegeven type is.
Geef op of het nieuw geselecteerde type ingangssignaal moet worden weergegeven
(Aan*) of niet (Uit) wanneer er op [INPUT] wordt gedrukt om het ingangssignaal te
veranderen.
Hiermee zet u alle items op het "Ingangsinstellingen" hoofdmenu terug op hun
fabrieksinstellingen voor de op dit moment gebruikte signaalbron.
U kunt de automatische perspectivische (keystone) correctie aan zetten (Aan*) of uit
(Uit).
59