Elektrische installatie
Afbeelding 4.5 Voorbeeld van bedrading van motor,
netvoeding en aarde
4.6 Aansluiting netvoeding
•
Bepaal de juiste draaddikte op basis van de
ingangsstroom van de frequentieregelaar. Zie
hoofdstuk 8.1 Elektrische gegevens voor de
maximale draaddiktes.
•
Volg de nationale en lokale voorschriften ten
aanzien van kabelgroottes op.
Procedure
1.
Sluit de 3-fasige netvoedingskabels aan op klem
L1, L2 en L3 (zie Afbeelding 4.5).
2.
Afhankelijk van de configuratie van de apparatuur
moet het ingangsvermogen worden aangesloten
op de netingangsklemmen of de netschakelaar.
3.
Aard de kabel volgens de aardingsinstructies in
hoofdstuk 4.3 Aarding.
4.
Als de frequentieregelaar wordt gevoed via een
geïsoleerde netbron (IT-net of zwevende
driehoekschakeling) of TT/TN-S met één zijde
geaard (geaarde driehoekschakeling), moet u
zorgen dat parameter 14-50 RFI-filter is ingesteld
op [0] Uit. Deze instelling voorkomt schade aan
de tussenkring en beperkt de aardcapaciteits-
stromen in overeenstemming met IEC 61800-3.
MG33AS10
Bedieningshandleiding
4.7 Stuurkabels
•
•
4.7.1 Safe Torque Off (STO)
Om de STO-functie te kunnen gebruiken, is aanvullende
bedrading voor de frequentieregelaar vereist. Zie Safe
Torque Off Operating Instructions voor meer informatie.
4.7.2 Mechanische rembesturing
Bij hijs-/daaltoepassingen moet een elektromechanische
rem kunnen worden bestuurd.
•
•
•
•
•
Als de frequentieregelaar zich in de alarmmodus of een
overspanningssituatie bevindt, wordt de mechanische rem
onmiddellijk gesloten.
LET OP
De frequentieregelaar is geen veiligheidsvoorziening. Het
is de verantwoordelijkheid van de systeemontwerper om
veiligheidsvoorzieningen te integreren volgens de
relevante nationale voorschriften voor kranen/hijsinrich-
tingen.
Danfoss A/S © 04/2017 Alle rechten voorbehouden.
Isoleer de stuurkabels van de hoogvermogencom-
ponenten in de frequentieregelaar.
Wanneer een thermistor op de frequentieregelaar
wordt aangesloten, moet u ervoor zorgen dat de
stuurkabels van de thermistor afgeschermd en
versterkt/dubbel geïsoleerd zijn. Het gebruik van
een 24 V DC-voeding wordt aanbevolen.
De rem wordt bediend met behulp van een
relaisuitgang of een digitale uitgang (klem 27 en
29).
De uitgang moet gesloten blijven (spanningsvrij)
gedurende de periode dat de frequentieregelaar
de motor niet in stilstand kan houden,
bijvoorbeeld wanneer de belasting te groot is.
Selecteer [32] Mech. rembesturing in parame-
tergroep 5-4* Relais voor toepassingen met een
elektromechanische rem.
De rem wordt vrijgegeven als de motorstroom
hoger wordt dan de in parameter 2-20 Stroom bij
vrijgave rem ingestelde waarde.
De rem wordt ingeschakeld wanneer de uitgangs-
frequentie lager wordt dan de in
parameter 2-21 Snelheid remactivering [TPM] of
parameter 2-22 Snelheid activering rem [Hz]
ingestelde waarde, en alleen als de frequentiere-
gelaar een stopcommando uitvoert.
4
4
15