het uitvoeren van onderhoud: de restenergie in de onderdelen vereist ten minste deze tijd voor de ontlading en
vormt een gevaar voor elektrocutie.
19. Het systeem bevat koelgas dat onder druk staat: de onder druk staande apparatuur mag niet worden aangeraakt,
behalve tijdens het onderhoud dat moet worden toevertrouwd aan gekwalificeerd en bevoegd personeel.
20. Sluit de hulpvoorzieningen aan op het systeem volgens de aanwijzingen van deze handleiding en van de op het
systeem aangebrachte plaatjes.
21. Om milieurisico's te voorkomen, moet ervoor gezorgd worden dat lekkende vloeistof wordt opgevangen in
geschikte voorzieningen die voldoen aan de plaatselijke regelgeving.
22. Als het nodig is om een onderdeel te demonteren, moet voorafgaand aan het opnieuw starten van het systeem
gecontroleerd worden of het onderdeel correct is teruggeplaatst.
23. Wanneer de van kracht zijnde normen de installatie van brandblussystemen in de nabijheid van de machine
vereisen, moet gecontroleerd worden of deze geschikt zijn voor het blussen van branden op elektrische
apparatuur, van de smeerolie van de compressor en van het koelmiddel; raadpleeg hiervoor de
veiligheidsinformatiebladen van deze vloeistoffen.
24. Als het systeem is uitgerust met voorzieningen voor het aflaten van overdruk (veiligheidskleppen): als deze
kleppen ingrijpen, wordt het koelgas bij hoge temperatuur en snelheid vrijgegeven; voorkom dat de afgifte van
gas kan leiden tot persoonlijk letsel of materiële schade en voer het gas af, indien nodig, in overeenstemming
met de bepalingen van EN 378-3 en de plaatselijk geldende regelgeving.
25. Handhaaf alle veiligheidsvoorzieningen in goede staat van functionering en controleer ze regelmatig in
overeenstemming met de geldende regelgeving.
26. Bewaar alle smeermiddelen in geschikte en gemarkeerde containers.
27. Bewaar geen ontvlambare vloeistoffen in de nabijheid van het systeem.
28. Lege leidingen mogen pas gesoldeerd of gelast worden nadat alle sporen van smeerolie zijn verwij derd; gebruik
geen open vuur of andere warmtebronnen in de nabijheid van de leidingen van de koelvloeistof.
29. Gebruik geen open vuur in de nabijheid van het systeem.
30. De apparatuur moet geïnstalleerd worden in gebouwen die bescherming bieden tegen de invloede n van de
weersomstandigheden, in overeenstemming met de toepasselijke wetten en technische normen.
31. Bots niet tegen en sla niet op leidingen die vloeistoffen onder druk bevatten.
32. Het is niet toegestaan om op de machine te lopen of andere voorwerpen te laten rusten.
33. De gebruiker is verantwoordelijk voor de algemene beoordeling van brandgevaar op de plaats van installatie
(bijvoorbeeld de berekening van de vuurbelasting).
34. Tijdens het vervoer moet het systeem altijd op de laadbak van het voertuig worden bevestigd, om verplaatsing
en kanteling te voorkomen.
35. De machine moet worden vervoerd in overeenstemming met de van kracht zijnde regelgeving, waarbij rekening
moet worden gehouden met de kenmerken van de vloeistoffen in de machine en de beschrijving van d eze
vloeistoffen op het veiligheidsinformatieblad.
36. Onjuist uitgevoerd vervoer kan leiden tot de beschadiging van de machine en het eventueel lekken van de
koelvloeistof. De machine moet voorafgaand aan de start gecontroleerd worden op lekken en eventueel
gerepareerd worden.
37. Een onvoorziene afvoer van het koelmiddel in een gesloten omgeving kan leiden tot een gebrek aan zuurstof en
dus een risico op verstikking: installeer de machine in een goed geventileerde omgeving in overeenstemming met
EN 378-3 en de plaatselijk geldende regelgeving.
38. De installatie moet voldoen aan de eisen van EN 378-3 en aan de plaatselijk geldende regelgeving; bij een
installatie binnenshuis moet een goede ventilatie worden gegarandeerd, en moeten, indien nodig,
koelmiddeldetectoren geïnstalleerd worden.
1.2
Beschrijving
Het aangekochte systeem is een "luchtgekoelde koeler", een machine ontwikkeld om water (of een mengsel van water en
glycol) te koelen binnen de hierna beschreven limieten. De werking van het systeem is gebaseerd op compres sie,
condensatie en verdamping van de stoom, volgens de omgekeerde Carnotcyclus. De voornaamste onderdelen zijn:
-
Schroefcompressor om de druk van de koelstoom te verhogen van de verdampingsdruk naar de condensatiedruk.
-
Verdamper, waar de koelvloeistof onder lage druk verdampt en zo het water koelt.
-
Condensor, waar de stoom van de hoge druk condenseert en zo uit de omgeving de warmte elimineert die uit het
afgekoelde water werd gehaald dankzij een luchtgekoelde warmtewisselaar in de koelmodus.
-
Expansieventiel door middel waarvan de druk van de gecondenseerde vloeistof verlaagd wordt van de
condensatiedruk naar de verdampingsdruk.
2
ONTVANGST VAN HET SYSTEEM
Het systeem moet bij aankomst op de plaats van installatie gecontroleerd worden op eventuele schade. Alle op het
vervoersdocument aangegeven onderdelen moeten geïnspecteerd en gecontroleerd worden.
Is het systeem beschadigd, verwijder dan niet het beschadigde materiaal en meld de schade onmiddellijk aan het
vervoerbedrijf en vraag of ook zij het systeem komen controleren.
Meld de schade onmiddellijk aan de vertegenwoordiger van de fabrikant en stuur indien mogelijk foto's op die nuttig kunnen
zijn om de verantwoordelijkheid te bepalen.
D-EIMAC00608-16_01NL- 8/28