5.2
Lawaai
Het systeem genereert lawaai, hoofdzakelijk te wijten aan de rotatie van compressoren en ventilatoren.
Het geluidsniveau van elk model wordt aangegeven in de verkoopdocumentatie.
Als het systeem correct wordt geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden, behoeft het geluidsemissieniveau geen speciale
beschermingsvoorzieningen.
In geval van installatie met speciale geluidsvereisten, kan het nodig zijn om bijkomende voorzieningen te installeren om
het geluid te dempen.
5.3
Verplaatsen en optillen
Vermijd tijdens het laden/lossen van het systeem en zijn verplaatsing stoten en schokken. Duw of trek het systeem
uitsluitend met behulp van het onderstel. Het systeem moet op het vervoersmiddel worden bevestigd om bewegingen en
dus beschadiging te voorkomen. Zorg ervoor dat geen enkel deel van het systeem valt tijdens het laden/lossen en het
vervoer.
Alle systemen van de serie worden geleverd met geel gemarkeerde hefpunten. Voor het heffen van het systeem mogen
alleen deze hefpunten worden gebruikt; zie de onderstaande afbeelding.
Gebruik beschermende balken om beschadiging van de condensatietank te voorkomen. Plaats deze boven de
ventilatorroosters op een afstand van ten minste 2.5 meter
ZOWEL DE HIJSKABELS ALS DE AFSTANDSHOUDERS MOETEN STERK GENOEG ZIJN OM HET
SYSTEEM IN ALLE VEILIGHEID TE KUNNEN DRAGEN. CONTROLEER HET GEWICHT VAN HET
SYSTEEM OP HET TYPEPLAATJE ERVAN.
Het systeem moet met uiterste zorg en voorzichtigheid worden opgetild, volgens de instructies voor optillen vermeld op
het etiket. Til het systeem zeer langzaam omhoog, en zorg dat het perfect horizontaal blijft.
5.4
Plaatsing en montage
Alle systemen zijn ontworpen voor extern gebruik, op balkons of op de grond, op voorwaarde dat het installatiegebied vrij
is van obstakels die de luchtstroom naar de condensorpijpen kunnen verminderen.
Het systeem moet op robuuste, perfect genivelleerde funderingen worden geïnstalleerd. Als het systeem op ba lkons of
daken wordt geïnstalleerd, kan het nodig zijn om balken te gebruiken om het gewicht te verdelen.
Voor installatie op de grond moet een stevige basis in cement worden voorzien, met een minimale dikte van 250 mm en
een breedte die groter is dan de breedte van het systeem. Deze basis moet in staat om het gewicht van het systeem te
kunnen dragen.
Als het systeem wordt geïnstalleerd op plaatsen die voor mens en dier gemakkelijk toegankelijk zijn, wordt aangeraden
om beschermende roosters te installeren voor de secties van de condensator en de compressor.
Om op de plaats van installatie de beste prestaties te verzekeren, moeten de volgende voorzorgsmaatregelen en
aanwijzingen worden nageleefd:
•
Vermijd recirculatie van de luchtstroom.
•
Verzeker u ervan dat er geen obstakels zijn die de correcte luchtstroom verhinderen.
•
Verzeker u ervan te zorgen voor resistente en stevige funderingen om lawaai en trillingen te vermijden.
•
Installeer de groep niet in een zeer stoffige omgeving om vervuiling van de condensorwikkelingen te beperken.
.
Afbeelding 9 - Het systeem heffen
D-EIMAC00608-16_01NL - 13/28