Eisen
Selectie brander en branderafstelling
De dimensionering en instelling van de brander heeft een wezenlijke in-
vloed op de levensduur van de cv-installatie. Iedere belastingsverande-
ring (brander aan/uit) veroorzaakt thermische spanningen (belastingen
op het heat cell). Daarom mag het aantal branderstarts niet hoger lig-
gen dan 15.000 per jaar.
De volgende aanbevelingen en instellingen zijn bedoeld om aan dit crite-
rium te voldoen ( hoofdstuk 5.5, pagina 15 en hoofdstuk 7,
pagina 25).
Wanneer het aantal toch wordt overschreden:
▶ Neem contact op met de verkoop of de servicedienst van de fabri-
kant.
Het aantal branderstarts moet kunnen worden afgelezen, bijvoorbeeld
op de bedieningsunit, op een externe regelaar, op de gebouwautomati-
sering of op de branderregelaar.
▶ Brandervermogen zo laag mogelijk instellen. Stel de brander maxi-
maal in op de nominale warmtebelasting Qn (Hi) die staat aange-
geven op de typeplaat. Overbelast het cv-toestel niet!
▶ Houd rekening met variërende calorische waarden van het gas; vraag
bij de gasmaatschappij de maximale waarde op.
▶ Bereken de gasdoorstroming op de brander met de maximale waarde
van de calorische waarde en stel deze in op de brander.
▶ Gebruik alleen branders, die geschikt zijn voor de gespecificeerde
brandstoffen.
▶ Let erop, dat de gebruikte oliebrander geschikt is voor zwavelarme
stookolie (anders kan corrosie door metal dusting niet worden uitge-
sloten). Houd de specificaties van de branderleverancier aan.
▶ Laat de brander alleen door een installateur instellen.
[kW]
1400
1
1200
2
1000
800
600
400
200
0
0
20
40
Afb. 8
Diagram
[1]
Toestelvermogen bij 50/30 °C in kW
[2]
Nominale warmtebelasting in kW
Installeer voor de instelling van het brandstofdebiet een brandstofmeter
(gas- en/of oliehoeveelheidsmeter), die aflezen ook in het onderste last-
bereik van de brander mogelijk maakt. Installeer de brandstofmeter in de
buurt van het cv-toestel en meet alleen de brandstofhoeveelheid van het
betreffende cv-toestel.
4.3
Eisen aan de regelaar
▶ Houd voor eisen en instelling rekening met hoofdstuk 7.1, pagina 25.
14
60
80
100
[%]
0010014746-001
4.4
Minimale eisen wat de veiligheidstechnische uitrus-
ting betreft
▶ Houd voor eisen rekening met hoofdstuk 2.10, pagina 10 en
hoofdstuk 14, pagina 40.
Deze eisen gelden ook in landen, waar de EN 12828:2012 niet geldt!
4.5
Kwaliteit verbrandingslucht
▶ Houd de verbrandingslucht vrij van agressieve stoffen (bijvoorbeeld
halogeenkoolwaterstoffen, die chloor- of fluorverbindingen bevat-
ten) om corrosie te vermijden.
▶ Gebruik of bewaar geen chloorhoudende reinigingsmiddelen en halo-
geen-koolwaterstoffen (bijvoorbeeld in spuitbussen, oplos- en reini-
gingsmiddelen, verf, lijm) in de opstellingsruimte.
▶ Houd de verbrandingslucht vrij van stof.
▶ Schakel bij bouwwerkzaamheden met stofontwikkeling in de opstel-
lingsruimte het cv-toestel uit en dek deze af. Reinig de brander wan-
neer deze vervuild werd tijdens de werkzaamheden.
4.6
Waterkwaliteit van het cv-water
De waterkwaliteit van het vul- en bijvulwater is een wezenlijke factor voor
het verhogen van het rendement, de functionele betrouwbaarheid, de le-
vensduur en de stand-bytijd van een cv-installatie. Wanneer water met
hoge calciumhardheid wordt gevuld, zet dit zich af op de warmtewisse-
laaroppervlakken en hindert de warmteovergang naar het cv-water. Als
gevolg daarvan verhogen de wandtemperaturen van het roestvrij stalen
warmtewisselaaroppervlak en de thermische spanning (belastingen op
de heat cell) neemt toe.
Daarom moet de waterkwaliteit van het vul- en bijvulwater conform de
bepalingen in het aanwezige logboek zijn. Documenteer de waterkwali-
teit in het logboek.
Als het logboek niet wordt bijgehouden of het ontbreekt, dan vervalt
de garantie.
Mocht het logboek geen onderdeel zijn van de leveringsomvang, richt u
dan tot het adres op de achterzijde van deze instructie.
Voer voor een totaal ketelvermogen (installatievermogen) > 600 kW een
waterbehandeling uit, onafhankelijk van de waterhardheid van het vul-
en bijvulwater en de hoeveelheid daarvan.
4.7
Toepassing van antivriesmiddelen
Chemische additieven zonder gebruikscertificaat van de leverancier mo-
gen niet worden gebruikt.
Antivriesmiddelen op glycolbasis worden al tientallen jaren in cv-installaties
gebruikt, zoals bijvoorbeeld het middel Antifrogen N van de firma Clariant.
Tegen gebruik van andere antivriesmiddelen bestaat geen bezwaar, wan-
neer het product gelijkwaardig is aan Antifrogen N.
Houd de instructies van de leverancier van het antivriesmiddel. Houd de
specificaties van de leverancier betreffende de mengverhoudingen aan.
De specifieke warmtecapaciteit van het antivriesmiddel Antifrogen N is
minder dan de specifieke warmtecapaciteit van water. Om het gevraagde
warmtevermogen over te dragen, moet de daarvoor benodigde volu-
mestroom overeenkomstig worden verhoogd. Houd hiermee rekening bij
de dimensionering van de installatiecomponenten (bijvoorbeeld pom-
pen) en het leidingsysteem.
Omdat de warmtegeleider een hogere viscositeit en dichtheid dan water
heeft, moet rekening worden gehouden met een hogere drukval bij het
doorstromen van leidingen en andere installatiecomponenten.
Controleer de bestendigheid van alle onderdelen van de installatie van
kunststof of niet-metalen materialen.
Uni Condens 8000 F – 6720867055 (2022/08)