6.4
De elektrische bedrading
aansluiten
6.4.1
Over het aansluiten van de elektrische
bedrading
Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten omvat typisch de volgende
stappen:
1
Controleren of het voedingssysteem voldoet aan de elektrische
specificaties van de units.
2
De elektrische bedrading aansluiten op de buitenunit.
3
De elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit.
4
De hoofdvoeding aansluiten.
6.4.2
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van elektrische bedrading
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Gebruik
ALTIJD
een
stroomtoevoerkabel.
WAARSCHUWING
Als het netsnoer beschadigd is, moet de fabrikant, zijn
vertegenwoordiger of gelijkaardig bevoegde personen het
vervangen om een gevaarlijke situatie te voorkomen.
6.4.3
Richtlijnen voor het aansluiten van de
elektrische bedrading
Denk aan de volgende punten:
▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog
op het uiteinde. Glijd het rond oog over de draad tot aan het
bekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschikt
werktuig.
b
a
a
Gevlochten geleider
b
Ronde krimpklem
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
Draadtype
Éénaderige draad
A
a Éénaderige draad met open lus
b Schroef
c Platte sluitring
FNA25~60A2VEB
Split-systeem airconditioners
4P482940-1 – 2017.06
meeraderige
kabel
Methode
c b
AA´
A´
c
a
a
Draadtype
Gevlochten geleider
met rond oog
Aanhaalmomenten
Bedrading
Verbindingskabel
(binnen↔buiten)
Kabel
gebruikersinterface
▪ Indien éénaderige draden worden gebruikt, moet u de draad rond
de klem draaien. Anders kan dit verhitting of een brand
veroorzaken.
▪ De aardingsdraad tussen de trekontlasting en de klem moet
langer zijn dan de andere draden.
6.4.4
Elektrische bedrading aansluiten op de
binnenunit
als
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten
afzonderlijk worden gehouden. Deze bedradingen moeten altijd op
minstens 50 mm van elkaar worden gehouden om eventuele
elektrische storingen te voorkomen.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de voedingskabel en de transmissiekabel
van elkaar gescheiden blijven. De transmissiebedrading en
de voedingsbedrading mogen kruisen, maar ze mogen niet
parallel lopen.
1 Verwijder het servicedeksel.
d
b
A
Buiten de unit
B
Binnen de unit
a
Deksel besturingskast
b
Aansluiting verbindingskabel (inclusief aarding)
c
Bedradingsschema
d
Aansluiting bedrading gebruikersinterface
e
Afdichtingsmateriaal (accessoire)
f
Opening voor kabels
g
Draad
6 Installatie
Methode
c b
a
B
B
a
a Klem
b Schroef
c Platte sluitring
O Toegelaten
X Niet toegelaten
Schroefmaat
Aanhaalmoment
(N•m)
M4
1,18~1,44
M3,5
0,79~0,97
c
a
g
f
e
e
g
A B
Uitgebreide handleiding voor de installateur
b
c
17