B
Zijaanzicht
a
Beschermrooster
b
Poot
1 In het geval van onderaanzuiging, verwijder het luchtfilter.
2 Verwijder 4 schroeven (2 aan elke kant) waarmee de poten aan
de onderkant van de unit zijn vastgemaakt.
3 Verwijder 2 schroeven (1 aan elke kant) van de zijkant van de
unit.
4 In het geval van onderaanzuiging, breng het filter weer aan.
5 In het geval van vooraanzuiging, breng 2 schroeven weer aan
op de zijkant van de unit.
▪ Installeer aanzuigdeksel en luchtfilter (accessoire)
6 In het geval van vooraanzuiging, verwijder het beschermrooster
en het aanzuigdeksel van de voorkant.
A
c
a
b
d
7×
A
Aanzuigdeksel verwijderen
B
Aanzuigdeksel weer aanbrengen
a
Aanzuigdeksel
b
Beschermrooster
c
Luchtinlaat
d
Luchtuitlaat
7 Verwijder één poot van de tegenovergestelde kant van de
elektronische componentenkast.
8 Breng het verwijderde aanzuigdeksel weer aan op de
onderkant.
9 Breng het beschermrooster aan op de voorkant.
10 Installeer de poot weer indien nodig.
11 Bevestig het luchtfilter (accessoire) door de haken in te drukken
(2 haken voor type 25/35, 3 haken voor type 50/60).
A
a
2
1
b
A
Vooraanzuiging
B
Onderaanzuiging
a
Hoofdunit
b
Filter
▪ Monteer de unit tijdelijk.
12 Bevestig de ophangbeugel aan de ophangbout.
13 Maak de unit goed vast.
14 Verplaats de unit zodat ze tussen de muren past.
▪ Waterpas. Controleer met behulp van een waterpas of een plastic
buis met water of de unit op alle vier hoeken waterpas staat.
FNA25~60A2VEB
Split-systeem airconditioners
4P482940-1 – 2017.06
B
c
d
a
b
B
15 Draai de bovenste moer vast.
OPMERKING
Installeer de unit NIET scheef. Mogelijk gevolg: Als de
unit tegen de richting van de condenswaterstroom in
scheef hangt (de kant van de afvoerleidingen hangt hoger),
kan de werking van de vlotterschakelaar verstoord raken
en kan er water gaan lekken.
▪ De
unit
bevestigen.
Zet
hoogteregelschroeven (accessoire). Als u de unit niet waterpas
kunt zetten omdat de vloer te ongelijk is, plaatst u de unit op een
vlakke basis. Als de unit dreigt om te vallen, maakt u ze met de
voorziene openingen vast aan de muur of aan de vloer met een
vloerbevestiging (lokaal te voorzien).
2×
6.2.3
Richtlijnen bij de installatie van de
kanalen
De kanalen moeten lokaal worden voorzien.
▪ Luchtinlaatzijde. Maak het kanaal en de flens aan de inlaatzijde
(lokaal te voorzien) vast. Sluit de flens aan met 7 bijgeleverde
schroeven.
a b
c
d
e
a
Aansluitschroef (accessoire)
b
Flens (lokaal te voorzien)
c
Hoofdunit
d
Isolatie (lokaal te voorzien)
e
Aluminiumtape (lokaal te voorzien)
▪ Filter. Monteer een luchtfilter in het luchtkanaal aan de
aanzuigzijde. Gebruik een luchtfilter met een afscheidingsgraad
van ≥50% (gravimetrische methode). Het bijgeleverde filter wordt
niet gebruikt wanneer het inlaatkanaal is gemonteerd.
▪ Luchtuitlaatzijde.
Sluit
binnenafmeting van de flens aan de uitlaatkant.
▪ Luchtlekken. Draai aluminiumtape rond de aansluiting van de
flens aan de inlaatkant en van het kanaal. Controleer of er geen
lucht ontsnapt aan de andere aansluitingen.
▪ Isolatie. Isoleer het kanaal om condensatie te voorkomen.
Gebruik glaswol of polyethyleen schuim met een dikte van 25 mm.
6.2.4
Richtlijnen bij de installatie van de
afvoerleiding
Zorg ervoor dat het condenswater goed kan worden afgevoerd. Dit
omvat:
▪ Algemene richtlijnen
▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunit
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6 Installatie
de
unit
waterpas
met
b
a
e
d
het
kanaal
aan
volgens
de
de
13