5. INSTALLATIE
Alle handelingen die worden beschreven in hoofd-
stuk 5 mogen uitsluitend worden uitgevoerd door
gespecialiseerde technici, die alle handelingsse-
quenties moeten organiseren en geschikte appa-
ratuur moeten gebruiken, in strikte overeenstem-
ming met de voorschriften die van kracht zijn.
Het apparaat moet binnenshuis worden geïnstal-
leerd, in een goed verlichte en goed geventileerde
kamer met een stevige vloer (helling minder dan 2°);
tijdens de installatie moet het apparaat ver buiten
het bereik van kinderen en onbevoegden worden ge-
plaatst.
5.1. Meegeleverde accessoires
Pijpenrager: voor correcte reiniging van het afgiftekanaal voor warme chocolademelk.
5.2. Installatie-Positionering
U moet de volgende zaken controleren:
• de plaats is naar behoren geprepareerd voor de
installatie van het apparaat;
De ruimte is goed verlicht, gelucht, schoon en hy-
giënisch en het stopcontact kan eenvoudig worden
bereikt;
• het oppervlak waarop het apparaat wordt geïn-
stalleerd is stevig en vlak;
• dat het apparaat minimaal 20 cm (7,8 inches) van
de rand van het gebruikte blad wordt geplaatst.
Het apparaat moet altijd worden beheerd en moet
daarom worden geïnstalleerd op een plaats waar
het in de gaten kan worden gehouden door ge-
traind personeel.
Waarschuwing: het is verboden het apparaat te
installeren op een plaats waar het kan worden
bereikt, aangeraakt en/of gebruikt door personen
anders dan de personen beschreven in paragraaf
"1.2-Bevoegde personen".
Het apparaat mag alleen worden gebruikt op plaat-
sen met een omgevingstemperatuur tussen 10°C
(50°F) en 32°C (89,6°F).
• Er moet voldoende ruimte worden vrijgelaten rond
het apparaat om ervoor te zorgen dat het perso-
neel zonder beperkingen kan werken en zodat het
werkgebied in geval van nood onmiddellijk kan
worden verlaten.
Fig. 5 toont de minimale afstanden voor installatie.
Opmerking: Laat 25 cm (10 inch) ruimte vrij boven
het apparaat.
Fig. 5 toont de afstanden die zijn benodigd voor toe-
gang:
• de bedieningselementen bevinden zich aan de lin-
kerkant,
• de onderdelen van het apparaat zodat deze kun-
nen worden onderhouden in geval van storing.
Fig. 5
Belangrijke opmerking: bij het optillen van het ap-
paraat mogen de afgifte-eenheid (kraan), afvoer-
pijp, lade van waterniveau-indicator, klemmen op
de kom of de kom zelf niet worden gebruikt; pak
het apparaat vast bij de onderkant van de behui-
zing. Eventuele schade aan het apparaat die voort-
vloeit uit het niet-opvolgen van deze regels wordt
niet gedekt door de garantie.
NL
59