6 Configuratie
[6] Optie instellen
[6‑01] Optie externe kamerthermostaat
Als een optionele externe kamerthermostaat is geïnstalleerd, moet
de werking ervan worden geactiveerd door middel van een lokale
instelling.
De externe kamerthermostaat stuurt alleen een AAN/UIT-signaal
naar de warmtepomp op basis van de kamertemperatuur. Omdat hij
niet doorlopend informatie doorstuurt naar de warmtepomp, vult hij
de kamerthermostaatfunctie van de afstandsbediening aan. Om het
systeem goed te kunnen regelen en frequent AAN/UIT te
voorkomen, is het aanbevolen om de werking met automatisch
weersafhankelijk instelpunt te gebruiken.
[6‑01]
0 (standaard)
Geen externe kamerthermostaat geïnstalleerd.
1
Externe kamerthermostaat input 1 =
verwarmen AAN (1)/UIT (0).
Externe kamerthermostaat input 2 = koelen
AAN (1)/UIT (0).
2
Externe kamerthermostaat input 1 = werking
AAN (1)/UIT (0).
Externe kamerthermostaat input 2 = koelen (1)/
verwarmen (0).
[7] Optie instellen
[7‑00] Gedwongen werking van de pomp
[7‑00]
0
De pomp neemt tussentijdse monsters tijdens
thermo uit. Deze instelling wordt dikwijls
gebruikt wanneer de unit via een
kamerthermostaat wordt gestuurd.
1 (standaard)
De pomp blijft werken tijdens thermo uit.
[8] Optie instellen
[8‑00] Temperatuurregeling afstandsbediening
[8‑00]
0 (standaard)
De unit wordt gestuurd op basis van de
temperatuur uittredend water.
1
De unit wordt gestuurd op basis van de
kamertemperatuur. Dit betekent dat de
afstandsbediening wordt gebruikt als
kamerthermostaat, zodat de afstandsbediening
in de woonkamer kan worden geplaatst om de
kamertemperatuur te regelen.
Let op: Wanneer de unit op basis van kamertemperatuur wordt
gestuurd (door de afstandsbediening of een optionele externe
kamerthermostaat), heeft de kamertemperatuur voorrang op het
instelpunt uittredend water.
[8-01]
Deze instelling is niet van toepassing.
[8-03]
Deze instelling is niet van toepassing.
[8‑04] Vorstbeveiliging
De vorstbeveiliging wordt geactiveerd door de pomp op te starten
om het water te laten circuleren; als de temperatuur van het
uittredend of het retourwater gedurende 5 minuten <5°C bedraagt,
wordt de unit gestart in de verwarmingsstand om een te lage
temperatuur te voorkomen.
De vorstbeveiliging is alleen actief wanneer de unit in thermo UIT
staat.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
20
Beschrijving
Beschrijving
Beschrijving
De optie kan worden geactiveerd wanneer er geen optioneel
verwarmingslint is of het systeem geen glycol bevat en wanneer
warmte van een toepassing kan worden gebruikt.
[8‑04]
0 (standaard)
Geen vorstbeveiliging
1
Vorstbeveiliging preventieniveau 1
(buitentemperatuur <4°C en temperatuur
uittredend water of retourwater <7°C)
2
Vorstbeveiliging preventieniveau 2
(buitentemperatuur <4°C)
[9] Automatische temperatuurcompensatie
Indien nodig kan een thermistorwaarde van de unit worden
aangepast met een correctiewaarde. Dit kan worden gebruikt als
tegenmaatregel voor thermistortoleranties of een capaciteitsgebrek.
De gecompenseerde temperatuur (= gemeten temperatuur plus
compensatiewaarde) wordt dan gebruikt voor de regeling van het
systeem en wordt weergegeven in de temperatuuruitleesstand.
[9‑00] Compensatiewaarde temperatuur uittredend water voor
verwarmen
[9‑01] Automatisch corrigerende functie thermistor uittredend
water
Deze functie houdt rekening met de omgevingscondities van buiten
en corrigeert de gemeten waarde die voor de logica zal worden
gebruikt.
Voorbeeld: wanneer de omgevingstemperatuur hoog is tijdens het
koelen, zal de logica de door de thermistor uittredend water gemeten
waarde naar een lagere waarde corrigeren om rekening te houden
met de hoge omgevingstemperaturen van de meting.
[9-02]
Deze instelling is niet van toepassing.
[9‑03] Compensatiewaarde temperatuur uittredend water voor
koelen
[9-04]
Deze instelling is niet van toepassing.
[A] Optie instellen
[A-00]
Deze instelling is niet van toepassing.
[A-01]
Deze instelling is niet van toepassing.
[A‑02] Undershoot-waarde temperatuur retourwater
Met deze instelling kan de toelaatbare undershoot worden ingesteld
bij gebruik van de unit in verwarming THERMO AAN/UIT.
De unit wordt alleen in THERMO AAN geschakeld als de
temperatuur van het retourwater (RWT) onder het instelpunt min de
differentiaaltemperatuur zakt:
Thermo AAN: RWT<Instelpunt–(([A‑02]/2)+1)
De instelling [A‑02] kan variëren van 0 tot 15 in stappen van 1 graad.
De standaardwaarde is 5; dit betekent dat de standaardwaarde van
de differentiaaltemperatuur 3,5 is.
[A‑03] Overshoot/undershoot-waarde temperatuur uittredend
water
Met deze instelling kan de toegestane overshoot (verwarmen)/
undershoot (koelen) worden ingesteld wanneer de unit wordt
gestuurd op basis van temperatuur uittredend water.
[b] Instellingen niet van toepassing
[C] Temperatuurlimieten uittredend water
Deze instelling wordt gebruikt om de temperatuur uittredend water
die op de afstandsbediening kan worden geselecteerd te beperken.
Inverter-warmtepompkoelerunit met afzonderlijke watermodule
Beschrijving
SEHVX20~64BAW
4P508019-1 – 2017.10