8.1.4
Blokschema ontsteking
Ja
Teller
< 5?
Nee
LOCKOUT
8.2
Interne fout
De meeste 'interne' fouten worden veroorzaakt door
een kortsluiting in de kabelboom of door een defecte
branderautomaat.
Kijk de bedrading na volgens het schema en vervang
indien nodig de branderautomaat.
8.3
Oververhitting en NTC fouten
1. Controleer het fi lter op vervuiling.
2. Kijk na of er voldoende luchtroosters open staan.
3. Kijk na of de kanalen groot genoeg zijn.
4. Controleer de werking van de systeemventilator en
de ingestelde luchtdebieten. Verhoog eventueel de
ingestelde luchtdebieten of verlaag het vermogen
van het toestel door het aanpassen van parameter
TSP 10 in de branderautomaat.
5. Verzeker u ervan dat het toestel ongehinderd kan
uitblazen (vooral bij downfl ow toestellen).
6. Controleer de werking van de temperatuurvoelers.
Bij kamertemperatuur zal de weerstand van de
voelers ongeveer 10 kOhm bedragen.
7.
Kijk na of dubbele NTC (uitblaastemperatuur) niet
verwisseld is met de enkele NTC (aanzuigtempe-
ratuur).
IHL_UDARA_2016_04_30_BENL
Start
Warmte-
Nee
vraag?
Zelftest
ok?
Voorspoelen
(t = variabel)
Teller
+1
Ontsteking
Gasblok open
Nee
Ionisatie?
Brander aan
8. Controleer de instellingen van de temperatuurbe-
veiliging door de ingestelde parameters te vergelij-
ken met de tabel in de handleiding.
9. Controleer de bekabeling van de NTC's naar de
branderautomaat.
8.4
Display werkt niet
1. Controleer de elektrische voeding.
2. Controleer de verbinding besturingseenheid met
het display.
3. Controleer de zekeringen op de interface print
systeemventilator-display.
4. Controleer de fl atcable tussen interface print en
display.
Waarschuwing!
Let op de juiste connectie van de fl atcable. Indien u
deze verkeerd in de connector perst, kan het display
onherstelbaar beschadigd worden.
8.5
Rookgasventilator draait voortdurend of
helemaal niet
Kijk de stuurkabel na (X23), indien het PWM signaal
naar de ventilator onderbroken is draait de rookgas-
ventilator op hoog toerental. Indien de stuurkabel OK
is, is vermoedelijk de branderautomaat of de rookgas-
ventilator defect.
Indien de rookgasventilator niet draait ondanks warm-
tevraag, kijk dan de bekabeling na en controleer of het
toestel niet vergrendeld is. Meet de spanning na, die
moet minimaal 230V ± 10% bedragen. Vervang indien
nodig rookgasventilator of branderautomaat.
8.6
Systeemventilator draait voortdurend of
helemaal niet
Indien de ventilator voortdurend blijft draaien, kijk dan
na of de ventilatorstand op UIT staat. Indien dit niet het
geval is, is het normaal dat de ventilator draait.
Indien de ventilator niet draait, ondanks het feit dat er
een % snelheid weergegeven wordt op het display,
kijk dan eerst de voedingsspanning van de ventilator
na. Als die in orde is, kijk dan of de ventilator vrij kan
draaien.
8.7
Geen communicatie met thermostaat
Kijk de bekabeling na. Bij de RC21 moet dit bij voor-
keur een afgeschermde en getwiste kabel zijn met een
maximale lengte van 20 meter.
8.8
Zekering of aardlekschakelaar grijpt in
Meet het toestel na op kortsluiting. Vergewis u ervan
dat de zekering van het type T (traag) is. De uitscha-
kelcurve moet bij voorkeur van het type D zijn gelet op
de aanloopstromen van de motorsturingen.
Indien de aardlekschakelaar van het type 30mA is,
mogen er geen andere belastingen op dezelfde aard-
lekschakelaar aanwezig zijn.
29
Wijzigingen voorbehouden