Gevaar!
4.5
Elektrische installatie
•
Zorg ervoor dat de installatie spanningsloos is
alvorens u met de installatie start.
•
Sluit steeds de aarding aan.
•
Respecteer alle geldende normen (bv. AREI).
•
Plaats steeds een externe werkschakelaar bij
het toestel die toelaat het toestel te isoleren
van het net.
•
De minimum kruipwegafstand tussen contac-
ten moet 3 mm bedragen.
De elektrische installatie dient steeds uitgevoerd te
worden volgens de laatste uitgave van de relevante
normen en de voorschriften van het plaatselijk ener-
giebedrijf.
4.4.1
Aansluiten elektrische voeding
In het ventilatorcompartiment is een 3-polige aan-
sluitklem geïnstalleerd waar een bijgeleverde stekker
voor de netvoeding op geïnstalleerd kan worden. In
de omkasting is een gat voorzien voor de doorvoer
van de kabel. Gebruik de meegeleverde blinde tule of
kabelwartel om de kabel door te voeren.
Sluit de kabel aan op een elektrische voeding van
230V~AC met aarding.
Aanbevolen wordt om het toestel rechtstreeks aan
de sluiten op de verdeelkast gezekerd met een trage
zekering (de te gebruiken waarde staat in de tabel met
technische gegevens).
Opgelet!
Wegens de hoge inschakelstromen van de ge-
lijkstroommotoren in de Udara raden we aan om
automaten met uitschakelcurve D te gebruiken.
U kan de kabel eventueel ook aansluiten met een stek-
ker op een wandcontactdoos voorzien van stopcontact
met randaarde.
De Udara moet steeds van stroom voorzien worden.
Indien u het toestel tijdelijk buiten dienst wil stellen,
kan het toestel in stand-by modus zetten via de RC21.
4.4.2
Aansluiten modulerende thermostaat
De Udara wordt voor eenvoudige residentiële toepas-
singen bij voorkeur gebruikt met de RC21 thermostaat.
In het ventilatorcompartiment is een 2-polige aansluit-
klem geïnstalleerd waar een bijgeleverde stekker voor
de thermostaat op geïnstalleerd kan worden.
In de omkasting is verder een gat voorzien voor de
doorvoer van de kabel. Verbind de thermostaat mid-
dels een afgeschermde en getwiste 2-aderige signaal-
kabel met draaddoorsnede van 2 x 0.8 mm².
Wijzigingen voorbehouden
voor de normale luchtcirculatie in het vertrek. Monteer
Monteer de kamerthermostaat op ongeveer 1.6 m
de thermostaat steeds op een binnenmuur op een
hoogte, centraal in de leefruimte en goed bereikbaar
plaats waar deze niet wordt beïnvloed door andere
voor de normale luchtcirculatie in het vertrek. Monteer
warmtebronnen zoals uitblaasroosters, elektrische
de thermostaat steeds op een binnenmuur op een
apparaten, direct zonlicht, enz.
plaats waar deze niet wordt beïnvloed door andere
warmtebronnen zoals uitblaasroosters, elektrische
apparaten, direct zonlicht, enz.
Ook de plaatsing bij vensters, deuren, dicht (<1.20 m)
bij een buitenmuur of onder of dichtbij een trap is niet
aan te bevelen.
Ook de plaatsing bij vensters, deuren, dicht (<1.20 m)
bij een buitenmuur of onder of dichtbij een trap is niet
Voor meer inlichtingen inzake montage en program-
aan te bevelen.
mering verwijzen wij naar de handleiding van de
thermostaat.
Voor meer inlichtingen inzake montage en program-
mering verwijzen wij naar de handleiding van de
Waarschuwing!
thermostaat.
Sluit nooit een spanningsvoerende kamerthermo-
Waarschuwing!
staat aan. De branderautomaat wordt daardoor
onherstelbaar beschadigd.
Sluit nooit een spanningsvoerende kamerthermo-
staat aan. De branderautomaat wordt daardoor
onherstelbaar beschadigd.
4.5
Installatie kanalensysteem
4.5.1
Algemene opmerkingen
4.6
Installatie kanalensysteem
Gevaar!
4.6.1
Algemene opmerkingen
Indien u het toestel wenst aan te sluiten zonder een
Gevaar!
kanalensysteem moet u:
Indien u het toestel wenst aan te sluiten zonder een
•
een rooster op de aanzuigopening plaatsen
kanalensysteem moet u:
die de toegang tot het ventilatorcompartiment
•
belet.
een rooster op de aanzuigopening plaatsen
•
een rooster of uitblaasplenum monteren op de
die de toegang tot het ventilatorcompartiment
belet.
uitblaasopening zodat er geen rechtstreekse
•
toegang is tot het warmtewisselaarcomparti-
een rooster of uitblaasplenum monteren op de
ment. Dit rooster of plenum moet ook verhinde-
uitblaasopening zodat er geen rechtstreekse
ren dat er brandbaar materiaal op de warmte-
toegang is tot het warmtewisselaarcomparti-
ment. Dit rooster of plenum moet ook verhinde-
wisselaar kan vallen.
ren dat er brandbaar materiaal op de warmte-
Waarschuwing!
wisselaar kan vallen.
Waarschuwing!
Alvorens u de Udara upfl ow gebruikt met terugname
Alvorens u de Udara upfl ow gebruikt met terugname
onderaan, moet u de bodemplaat verwijderen langs-
heen de uitsparingen.
onderaan, moet u de bodemplaat verwijderen langs-
heen de uitsparingen.
n de Udara toestellen is er standaard een luchtfi lter
In de Udara toestellen is er standaard een luchtfi lter
voorzien. Verwijder nooit het luchtfi lter uit een Udara
voorzien. Verwijder nooit het luchtfi lter uit een Udara
toestel. Het apparaat dient steeds voorzien te zijn van
toestel. Het apparaat dient steeds voorzien te zijn van
een luchtfi lter klasse EU3 of beter.
een luchtfi lter klasse EU3 of beter.
4.6.2
4.5.2
Installatie aanvoerkanalen
Installatie aanvoerkanalen
Voor de Udara toestellen is een gamma van witgelakte
Voor de Udara toestellen is een gamma van witgelakte
akoestisch geïsoleerde luchtverdeelkasten (plenums)
akoestisch geïsoleerde luchtverdeelkasten (plenums)
beschikbaar waar de toevoerkanalen op kunnen wor-
beschikbaar waar de toevoerkanalen op kunnen wor-
den aangesloten. Deze worden bij een bovenuitbla-
den aangesloten. Deze worden bij een bovenuitbla-
zende versie op, bij een onderuitblazende versie onder
zende versie op, bij een onderuitblazende versie onder
het toestel geplaatst.
het toestel geplaatst.
In punt 4.6.4 vindt meer informatie aangaande de
In punt 4.6.4 vindt meer informatie aangaande de
aanbevolen minimale afmetingen van de te gebruiken
aanbevolen minimale afmetingen van de te gebruiken
luchtverdeelkasten.
luchtverdeelkasten.
18
IHL_UDARA_2016_04_30 _BENL