REMMENTEST
VRIJE BEWEEGLIJKHEID VAN HET VOORWIEL
De veegmachine moet vrij laten bewegen/
verschuiven als de rem wordt gelost: het voorwiel
mag niet blokkeren. Te hard afgestelde remmen
veroorzaken schade aan de remtrommel.
CORRECT GEBRUIK VAN DE REMMEN
Rijd voorzichtig en traag een paar meter verder.
Duw het rempedaal in. De veegmachine moet
stoppen. Als de remmentest niet bevredigend is,
moet de procedure "De remmen instellen" worden
herhaald.
OVERIGE INSTELOPTIES
Als de hierboven beschreven instelling geen
verdere aanpassing toelaat, ga dan als volgt te
werk:
1. draai de klemschroef los.
2. duw de remhendel omhoog totdat de rem
volledig is aangetrokken;
3. houd de hendel in deze positie;
4. trek de rembowdenkabel omlaag en duw de
hendel omhoog;
5. draai de klemschroef weer vast;
6. herhaal de remtest.
AUTOMATISCHE ZEKERINGEN
De stroomonderbrekers bevinden zich aan de
rechterkant onder de klep (in de rijrichting gezien).
VOOR DE VEILIGHEID: Voordat u de
veegmachine verlaat of onderhoud uitvoert,
stopt u op een vlakke ondergrond, trekt u de
parkeerrem aan en verwijdert u de sleutel uit
het contactslot.
B
C
D
A. Voorwaartse rijrichting
B. CB1: Stofafzuiging
C. CB2: Veegwals
D. CB3: Zijborstels
E. CB4: Hoorn, signaal achteruit, baken
F. CB5: Rijaandrijving
G. CB7: Indicator voor het laadniveau van de
batterij, relais.
Om een stroomonderbreker opnieuw te activeren,
drukt u gewoon op de zwarte knop tot deze
vastklikt. Zorg ervoor dat de oorzaak van het
uitvallen van de stroomonderbreker door een
bevoegd persoon wordt opgespoord en
verholpen.
A
E
F
G
17