12. Storingen opsporen via alarmmeldingen
WAARSCHUWING
Chemisch gevaar
Dood of ernstig persoonlijk letsel
‐
Draag een persoonlijke veiligheidsuitrusting.
‐
Neem de veiligheidsbladen van de leverancier van de chemicaliën en de veiligheidsinstructies voor de gebruikte chemicaliën in
acht.
WAARSCHUWING
Elektrische schok
Dood of ernstig persoonlijk letsel
‐
De storingsoplossing voor elektrische onderdelen mag uitsluitend worden uitgevoerd door bevoegde en gekwalificeerde elektri-
ciens.
‐
Schakel de voedingsspanning uit voordat u werkzaamheden gaat uitvoeren aan het product. U dient er zeker van te zijn dat de
voedingsspanning niet per ongeluk kan worden ingeschakeld.
Alarmmelding
Stroomuitval
Motorstoring roerwerk 1
Motorstoring roerwerk 2
Motorstoring roerwerk 3
Motorstoring drogestofdoseer-
der
Storing schudder
Motorstoring pomp voor vloei-
baar concentraat
Storing vulniveausensor tank
Overloop tank (LSAH)
Droogloop tank (LSAL)
Storing debietsensor H2O
Waterdebiet te laag (FSAL)
Waterdebiet te hoog (FSAH)
Drogestofdoseerder leeg
(LSAL)
Debiet vloeibaar concentraat te
laag (FSAL)
276
Oorzaak
•
De stroomvoorziening is on-
derbroken, bijvoorbeeld van-
wege een stroomstoring.
•
De motorbeveiligingsschake-
laar is geactiveerd.
•
De niveausensor op het reser-
voir geeft geen of een onjuist
signaal af.
•
De opslagkamer stroomt over.
•
De opslagkamer is leeg.
•
De waterdebietsensor geeft
geen of een onjuist signaal af.
•
Het debiet van het inkomende
water is te laag.
•
Het debiet van het inkomende
water is te hoog.
•
De niveausensor in de voor-
raadtrechter geeft aan dat er
gebrek aan droog materiaal is.
•
Gebrek aan vloeibaar concen-
traat; debiet te laag.
Oplossing
•
Herstel de voedingsspanning.
VOORZICHTIG
Automatische start
Gering of beperkt persoonlijk letsel
‐
Zet bij een stroomstoring de hoofdschakelaar uit voordat
u gaat werken aan het systeem.
•
Controleer de motor op overbelasting (mechanisch probleem).
•
Controleer de bedrading op schade door kortsluiting.
•
Controleer de nominale stroom bij de motorbeveiliging.
•
Controleer de sensor en de bedrading.
•
Controleer de instellingen voor LSH en LSAH in het menu Tank.
De twee waarden mogen niet te dicht bij elkaar liggen.
•
Controleer de niveausensor.
•
Controleer de instellingen voor LSL en LSAL in het menu Tank.
De twee waarden mogen niet te dicht bij elkaar liggen.
•
Controleer of de hoeveelheid onttrokken oplossing niet de berei-
dingscapaciteit overtreft.
•
Controleer de niveausensor.
•
Controleer de sensor en de bedrading.
•
Controleer de watertoevoer.
•
Controleer de afsluiter en afstelling van het reduceerventiel
•
Vul droog materiaal bij.
•
Controleer de niveausensor.
•
Vul vloeibaar concentraat bij.
•
Controleer de debietsensor.
•
Controleer het voetventiel.