Reservoir met drie kamers (D6)
Het reservoir heeft drie kamers. In de mengkamer (D7) wordt het
polymeer gemengd met water. In de rijpingskamer (D8) kan de
polymeeroplossing rijpen. In de opslagkamer (D9) wordt de
polymeeroplossing opgeslagen vóór onttrekking. De scheiding
tussen de kamers voorkomt de vermenging van de verschillende
oplossingsfasen, maakt een constante onttrekking mogelijk en
garandeert de homogeniteit van de oplossing. In de opslagkamer
(D9) wordt de ultrasone niveausensor (D5) geïnstalleerd om de in-
en uitschakeling van het bereidingsproces te regelen. De
overstromingsuitlaat (D11) moet worden verbonden met een
geschikte afvoer. Via de afsluitbare inspectieopeningen (D10) kan
de gebruiker het niveau en de status van iedere kamer bekijken. De
kogelkleppen (E1, E2, E3) worden gebruikt om de kamers leeg te
maken via de afvoeraansluiting (G). De kogelklep (E4) wordt
gebruikt voor het afsluiten van de onttrekkingsaansluiting (E), waar
de bereide oplossing wordt onttrokken aan de opslagkamer.
Mengers (D2, D3, D4)
Het systeem is standaard uitgerust met de mengers (D2, D3) in de
meng- en rijpingskamer. Optioneel kan de derde menger (D4) in de
opslagkamer worden besteld. De mengers mengen de bereide
oplossing en verbeteren het rijpingsproces.
Ultrasone niveausensor (D5)
De contactloze en onderhoudsvrije ultrasone niveausensor meet
continu het oplossingsniveau in de opslagkamer (D9) om de
minimale en maximale drempelwaarden in te stellen voor het
inschakelen en uitschakelen van het automatische
bereidingsproces.
De ingestelde limietwaarden zorgen ervoor dat het
bereidingsproces automatisch wordt in- en uitgeschakeld.
Een limietwaarde voor drooglopen beschermt de doseerapparaten
tegen drooglopen.
Een limietwaarde voor overloop voorkomt overvulling.
Toevoereenheid voor droog materiaal met voorraadtrechter
(B4)
De toevoereenheid voor droog materiaal kan worden bediend met
constante of variabele hoeveelheden droog polymeer. De eenheid
is uitgerust met een trechter van 33 l met doseerschroef voor
constante toevoer en een verwarming om vochtigheidsklonters in
de trechter te voorkomen.
De niveausensor (B2) bewaakt het niveau van het droog materiaal
in de voorraadtrechter. De vibrator (B5) helpt te voorkomen dat het
droge materiaal zijn weg vindt in de toevoereenheid voor droog
materiaal.
Watertoevoer (A)
De watertoevoer is uitgerust met een afsluiter (A1), reduceerventiel
(A2), elektrische magneetklep (A3) en debietmeter (A4) om het
systeem te voorzien van bereidingswater. Het reduceerventiel (A2)
is uitgerust met een drukmeter en een vuilvanger. De magneetklep
(A3) opent en sluit automatisch de watertoevoer. De regelkleppen
(A5, A6) worden gebruikt om de waterstroom aan te passen in de
mengkamer en de straalmixer.
Oplosser/menger met straalmixer (D1)
De straalmixer in de oplosser/menger is speciaal ontworpen om
een onderdruk (vacuüm) te veroorzaken tijdens het bedrijf
(injectoreffect). Hiermee wordt het aanzuigen van het droge
polymeer geoptimaliseerd, wordt voorkomen dat de straalmixer
verstopt raakt en wordt voor de beste bevochtiging van het
polymeer gezorgd.
Besturingskast (C1)
De besturingskast omvat:
•
Kleurenaanraakscherm van 7 inch (C2) met Siemens PLC en
besturingssoftware in meerdere talen
•
Hoofdschakelaar (C3) die tegelijkertijd fungeert als noodstop
Toevoer voor vloeibaar concentraat (F)
Bij het systeem kunnen optioneel extra onderdelen voor bereiding
op basis van vloeibaar polymeerconcentraat worden besteld. In dat
geval wordt de bron van vloeibare polymeer verbonden met toevoer
(F) die kan worden afgesloten met kogelklep (F1). De pomp voor
vloeibaar concentraat (FF2) doseert de vloeibare polymeer in de
mengkamer. De 3-weg kogelklep (F3) wordt gebruikt voor kalibratie
238
via kalibratie-uitgang (F6). De debietsensor (F4) bewaakt de stroom
van het vloeibare concentraat naar de mengkamer. De
terugslagklep (F5) helpt de nauwkeurigheid van de dosering
waarborgen.