10
Instellingen
10.5
Sensor kalibreren
10.5
Sensor kalibreren
Bij uitvoering "Plus"
ü De sensorspanning is kleiner dan 1 V (onderste aanslag) of groter dan 4 V (bovenste
aanslag).
Als de sensorspanning niet kleiner is dan 1 V of niet groter is dan 4 V, bezoek dan een
KRONE vakwerkplaats zodat de sensor mechanisch kan worden bijgesteld.
Machine op een horizontale en vlakke ondergrond met voldoende draagvermogen
neerzetten.
De machine zo uitrichten dat beide harken parallel t.o.v. de bodem zijn.
De harken instellen op de laagste werkhoogte. Let erop dat beide harken dezelfde afstand
tot de grond hebben.
INFO
Op grond van toegestane afwijkende toleranties van de componenten kunnen de weergaven
voor de kalibratie verschillende waarden bevatten.
KSG000-033
De weergave op nul zetten
De magneten op de weergave leggen.
Æ Als de weergave niet knippert, voer dan de kalibratie opnieuw uit.
Æ Als de weergave 3x knippert, is de kalibratie geslaagd.
Kalibreringsproces
De beide harken elk tot op de grond omlaag bewegen.
De magneet boven de rechter weergave (1) houden.
ð De rechter weergave knippert ca.5 s.
Æ Daarna wordt de meetwaarde "0" opgeslagen als ondergrens van het meetbereik.
De magneet verwijderen.
De magneet boven de linker weergave (2) houden.
ð De linker weergave knippert ca.5 s.
Æ Daarna wordt de meetwaarde "0" opgeslagen als ondergrens van het meetbereik.
De magneet verwijderen.
De beide harken in de wendakkerstand opheffen en de verstelling van de harkhoogte tot de
aanslag omhoog bewegen.
De magneet boven de rechter weergave (1) houden.
86
Swadro TC 760
Originele handleiding 150001021_00_nl