• Probeer met uw foto's een verhaal te vertellen. Vaak zijn 4 of 5 foto's al voldoende om van een mo-
mentopname een kort verhaal te maken.
• Controleer de hoek als het onderwerp van achteren wordt belicht. Kies een andere positie om de ach-
tergrondbelichting te verminderen.
• Experimenteer met verschillende perspectieven om foto's voor de kijker interessanter te maken.
• De genoemde tips voor goede foto's gelden ook voor video-opnamen. Let er hierbij bovendien op
dat u de camera langzaam draait en rustig hanteert. Als u te snel draait, worden video-opnamen on-
scherp en wazig. Ook bij video-opnamen kan een statief goed van pas komen.
14.4.
Foto maken
Selecteer het gewenste onderwerp in de display.
Druk de ontspanner 13 eerst een beetje in om de autofocus in te schakelen.
Zodra het beeld met de autofocus is scherpgesteld, verschijnen groene tekens voor de beelduitsnede
of een of meer groene rechthoeken (afhankelijk van de instelling van het AF-bereik).
De tekens voor de beelduitsnede worden rood wanneer scherpstellen met autofocus niet lukt.
U ziet waarden voor de sluitertijd, het diafragma en de ISO-waarde.
Druk de ontspanner volledig in om de foto te maken. Met een geluidssignaal wordt aangegeven dat
de foto is gemaakt (als deze functie eerder in het instellingenmenu bij Geluiden is ingeschakeld (zie
pagina 214).
De foto's worden als JPEG-bestanden opgeslagen.
Als de opname te wazig lijkt te worden, verschijnt bovendien het symbool . Houd in dat ge-
val de camera rustig vast, schakel de beeldstabilisator in of gebruik een statief.
Activeer de macromodus door op
stuk "13. Focusmodus instellen" op pagina 202.
– toets 7 te drukken om close-ups te maken (zie hoofd-
Nederlands - 199