8 Bediening en gebruik
De bediening van de apparatuur gebeurt via een
gebruikersinterface die toelaat om:
De bedrijfsmodus te selecteren;
De werkingsparameters te wijzigen;
Noodsituaties weer te geven en beheren;
De status van de systeemonderdelen te controleren.
De term "starten" zoals die verder in dit document
wordt gebruikt, betekent omschakelen van de
status Stand-by naar AAN; de term "uitschakelen"
betekent omschakelen van de status AAN naar
Stand-by.
De term "geavanceerde procedure" zoals die
verder in dit document wordt gebruikt, verwijst
naar specifieke procedures van de apparatuur
die worden beschreven in de paragrafen over
"geavanceerd beheer".
De Gebruikersinterface
8.1
Via de gebruikersinterface (Fig. 16) kan de werking van
de apparatuur worden gecontroleerd en aangepast. De
interface bestaat uit een display en de volgende toetsen:
toets Aan/Stand-by;
toets SET (Instelling);
toets OMLAAG;
toets OMHOOG.
toets SET
toets Aan/Stand-by
Fig. 16 – Gebruikersinterface
8.1.1 Display en toetsen van de
interface
8.1.1.1 De toets Aan/Stand-by
Met deze toets kunt u:
De apparatuur inschakelen (status AAN);
De apparatuur in de status Stand-by zetten (in deze
toestand kan de apparatuur automatisch worden
ingeschakeld op vooraf bepaalde moment en zal
ze autonoom de anti-legionella- en ontdooifuncties
activeren).
Installatie- en gebruikershandleiding
Display
toets
toets
OMLAAG
OMHOOG
Als de apparatuur wordt ingeschakeld, zal de
status worden getoond waarin ze zich bevond
toen ze laatst werd uitgeschakeld.
8.1.1.2 De toets [SET]
Met deze toets kunt u:
Ingestelde keuzes of waarden bevestigen.
8.1.1.3 De toets [OMHOOG]
Met deze toets kunt u:
Naar boven bladeren door de lijst van parameters;
De waarde van een parameter verhogen.
8.1.1.4 De toets [OMLAAG]
Met deze toets kunt u:
Naar beneden bladeren door de lijst van
parameters;
De waarde van een parameter.
8.1.1.5 De display van de interface
Via het display van de interface (Fig. 17) kan de
volgende informatie visueel worden weergegeven:
Ingestelde temperaturen;
Alarmen/Foutcodes;
Statusberichten;
Bedrijfsparameters.
Fig. 17 – Display van de gebruikersinterface
LED
Compressor
LED Ontdooien
LED MF
LED Ventilator
LED
Onderhoud
Als dit lampje brandt, is de
compressor actief.
Als dit lampje knippert:
Is de compressor aan
het opstarten.
Worden de
bedrijfsinstellingen
aangepast.
Als dit lampje brandt, is de
ontdooifunctie actief
Als dit lampje brandt, is het
elektrische
verwarmingselement actief
Als dit lampje brandt, is de
ventilator actief
Als dit lampje brandt, moet de
luchtfilter (als die is geïnstalleerd)
onderhouden worden
Pagina 23