Continu fotograferen (seriestand)
Continu fotograferen (seriestand)
Leg beweging vast in een serie foto's.
1
Druk op de DRIVE-knop om de driveopties weer
te geven.
2
Druk de keuzeknop omhoog of omlaag om
I te markeren en druk de keuzeknop vervol-
gens naar links of rechts om een beeldsnelheid
van J (hoog) of O (laag) te kiezen. Druk op
MENU/OK om verder te gaan wanneer de instel-
lingen zijn voltooid.
3
Druk de ontspanknop half in om scherp te stel-
len.
4
Druk de ontspanknop volledig in om foto's te
maken. Het fotograferen eindigt wanneer de
ontspanknop wordt losgelaten, het maximaal
aantal foto's is gemaakt of de geheugenkaart vol
is.
R De beeldsnelheid varieert met het onderwerp, de
sluitersnelheid, gevoeligheid en de scherpstelstand
en kan mogelijk vertragen als er meer foto's worden
gemaakt.
R De fl itser schakelt automatisch uit; de eerder ingestel-
de fl itsmodus wordt weer geselecteerd wanneer de
stand voor continu fotograferen wordt uitgeschakeld.
R Er is mogelijk extra tijd vereist om foto's op te slaan
wanneer de opname eindigt.
R Als de bestandsnummering 999 bereikt voordat het
fotograferen is voltooid, worden de resterende foto's
opgeslagen in een nieuwe map (P 110).
R Serieopname wordt mogelijk niet gestart als de be-
schikbare ruimte op de geheugenkaart onvoldoende
is.
Scherpstelling en belichting
Scherpstelling en belichting
Om de scherpstelling en de belichting bij elke opname
te variëren, selecteer scherpstelstand C; in andere stan-
den worden scherpstelling en belichting bepaald bij de
eerste foto in iedere serie.
Q Selecteren J in de scherpstelstand C beperkt de keuze van
focuskaders (P 74).
Q Trackingprestaties belichting en scherpstelling kunnen
variëren afhankelijk van het diafragma, gevoeligheid en de
opnameomstandigheden.
De DRIVE Knop
61