Installatie
De werkschakelaar is optioneel bij zowel kleine als grote
eenheden. In de afbeelding is de schakelaar gemonteerd
aan de motorzijde. De schakelaar kan echter ook aan de
2
2
netzijde worden geplaatst of worden weggelaten.
De stroomonderbreker is optioneel bij grote eenheden.
Grote eenheden kunnen worden uitgerust met een
werkschakelaar of een stroomonderbreker, maar niet beide.
De afbeelding toont een configuratie die in de praktijk niet
mogelijk is en dient enkel om de positie van de diverse
componenten aan te geven.
2.4.3 Klemtypen
Motor-, stuur- en netklemmen zijn geveerd (type CAGE
CLAMP).
1.
Open het contact door een kleine schroeven-
draaier in de sleuf boven het contact te steken,
zoals aangegeven in Afbeelding 2.14.
2.
Steek de gestripte kabel in het contact.
3.
Verwijder de schroevendraaier om de kabel vast
te zetten in het contact.
4.
Verzeker u ervan dat de kabel stevig in het
contact is geklemd. Loszittende kabels kunnen
leiden tot apparatuurstoringen of letsel.
Afbeelding 2.14 De klemmen openen
22
®
VLT
Decentral Drive FCD 302 Bedieningshandleiding
®
MG04F310 – VLT
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
2.4.4 Motoraansluiting
WAARSCHUWING
GEÏNDUCEERDE SPANNING
Houd de motorkabels van meerdere frequentieomvormers
van elkaar gescheiden. Geïnduceerde spanning van de
uitgangskabels van motoren die bij elkaar zijn geplaatst,
kunnen de condensatoren van de apparatuur van spanning
voorzien, zelfs wanneer de apparatuur is afgeschakeld en
vergrendeld (lockout). Wanneer u de motoruitgangskabels
niet van elkaar gescheiden houdt, kan dit leiden tot ernstig
of dodelijk letsel.
VOORZICHTIG
KABELISOLATIE
Plaats de bekabeling voor het ingangsvermogen, de motor
en de besturing in drie afzonderlijke metalen leidingen of
gebruik afzonderlijk afgeschermde motor- en stuurkabels
om hoogfrequente ruis tegen te gaan. Wanneer de
voedingskabels, motorkabels en stuurkabels niet van elkaar
worden gescheiden, kan dit resulteren in suboptimale
prestaties van de frequentieomvormer en aanverwante
apparatuur.
MOTORBEVEILIGING
Beveiliging tegen overbelasting van de motor maakt geen
deel uit van de fabrieksinstellingen. Stel 1-90 Motor
Thermal Protection in op uitschakeling of waarschuwing als
deze functie gewenst is. Zie de FCD 302 Programmeerhand-
leiding, MG04GXYY, voor meer informatie.
•
Sluit de motor aan op de klemmen 96, 97, 98.
•
Sluit aarde aan op PE-klem.
•
Verzeker u ervan dat de afscherming van de
motorkabel aan beide uiteinden (motor en
frequentieomvormer) correct is geaard.
•
Zie 8.1.1 Elektrische gegevens en kabelgroottes voor
de juiste kabeldoorsnede.
Nr.
96 97 98 Motorspanning 0-100% van netspanning
U
V
W
3 draden uit motor
U1 V1 W1
6 draden uit motor
W2 U2 V2
U1 V1 W1 6 draden uit motor, sterschakeling
Sluit U2, V2, W2 afzonderlijk aan (optioneel
klemmenblok)
PE
Aardverbinding
Tabel 2.8