Installatie
2
1
L1
L1
1
L2
3
L2
L3
L3
5
NO
PE
33
41
NC
Afbeelding 2.10 Alleen voor grote eenheden: stroomonderbreker
en werkschakelaar
1 Doorlusklemmen
2 Stroomonderbreker
Tabel 2.5
1
1
L1
3
L2
L3
7
PE
Afbeelding 2.11 Alleen voor grote eenheden: werkschakelaar aan
netzijde, met doorlusklemmen
1 Doorlusklemmen
Tabel 2.6
2.4.1 Vereisten
WAARSCHUWING
GEVAARLIJKE APPARATUUR
Draaiende assen en elektrische apparatuur kunnen
gevaarlijk zijn. Alle elektrische werkzaamheden moeten
worden uitgevoerd overeenkomstig de nationale en lokale
elektriciteitsvoorschriften. De installatie, inbedrijfstelling en
onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend worden
uitgevoerd door getraind en gekwalificeerd personeel. Het
niet opvolgen van de aanbevelingen kan leiden tot ernstig
of dodelijk letsel.
®
VLT
Decentral Drive FCD 302 Bedieningshandleiding
T1
2
L1
U
91
96
4
L2
V
T2
92
97
T3
6
L3
W
93
98
NO
34
12
NC
42
27
2
L1
U
U
91
96
L2
V
4
V
92
97
L3
W
6
W
93
98
8
12
27
®
MG04F310 – VLT
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Voor uw eigen veiligheid dient u te voldoen aan de
volgende vereisten.
•
Elektronische regelapparatuur wordt aangesloten
op gevaarlijke netspanningen. Bescherm uzelf
zeer goed tegen elektrische gevaren wanneer u
de eenheid op de netvoeding aansluit.
•
Draag altijd een veiligheidsbril wanneer u aan
elektrische besturingen of draaiende apparatuur
werkt.
•
Houd de motorkabels van meerdere frequentie-
omvormers van elkaar gescheiden. Geïnduceerde
spanning van de uitgangskabels van motoren die
bij elkaar zijn geplaatst, kunnen de conden-
satoren van de apparatuur van spanning
voorzien, zelfs wanneer de apparatuur is
afgeschakeld en vergrendeld (lockout).
Overbelastingsbeveiliging en beveiliging van apparatuur
•
Een elektronisch geactiveerde functie in de
frequentieomvormer zorgt voor een overbelas-
tingsbeveiliging van de motor. Stel 1-90 Therm.
motorbeveiliging naar wens in op waarschuwing
of uitschakeling (trip). Zie de FCD 302 Program-
meerhandleiding, MG04GXYY, voor meer
informatie. 1-90 Therm. motorbeveiliging meet de
motorstroom en wordt intern ingesteld op basis
van de geselecteerde waarde in
1-24 Motorstroom. Een 1,2 x FLA (stroomsterkte
bij volledige belasting) servicefactor is ingebouwd
en wordt gehandhaafd. Wanneer de motorstroom
boven deze waarde komt, berekent de overbelas-
tingsbeveiliging het toenameniveau om de timer
voor de uitschakelfunctie (stoppen van de
regelaaruitgang) in te schakelen. Hoe meer
stroom er wordt getrokken, hoe sneller de
uitschakelfunctie zal reageren. De overbelasting-
sbeveiliging biedt een motorbeveiliging volgens
klasse 20. Zie 7 Problemen verhelpen voor meer
informatie over de uitschakelfunctie.
•
Omdat er een hoogfrequente elektrische stroom
door de motorkabels loopt, is het belangrijk om
de kabels voor de netvoeding, de motor en de
besturing in afzonderlijke leidingen te plaatsen.
Gebruik afzonderlijk afgeschermde kabels of
metalen leidingen. Wanneer de voedingskabels,
motorkabels en stuurkabels niet van elkaar
worden gescheiden, kan dit resulteren
suboptimale prestaties van de apparatuur.
•
Bij gebruik van kabelgoten mogen gevoelige
kabels zoals telefoon- of datakabels niet in
dezelfde kabelgoot worden gelegd als de
motorkabel. Als signaalkabels en voedingskabels
elkaar kruisen, moeten de kabels elkaar kruisen
onder een hoek van 90°.
2
2
19