Antivriesbescherming voorkomt dat het water in de verdamper bevriest. Deze wordt automatisch geactiveerd
wanneer de temperatuur van het (instromende of uitstromende) water op de verdamper onder de
antivriesgrens daalt. Als de unit bij vorst in de standby-stand staat, wordt de verdamperpomp geactiveerd om
bevriezing van de verdamper te voorkomen. Als de antivriesbescherming geactiveerd wordt terwijl de unit in
bedrijf is, wordt de unit in alarm-status uitgeschakeld en blijft de pomp draaien. Het alarm wordt automatisch
gewist wanneer er geen sprake meer is van bevriezing.
Lagedrukbeveiliging
Als het circuit gedurende een bepaalde tijd werkt met een zuigdruk die lager is dan een instelbare
grenswaarde, dan schakelt de beveiligingselektronica het circuit uit en wordt een alarm gegenereerd. Dit
alarm moet door een handmatige handeling aan de controller van de unit gereset worden. Het resetten wordt
pas van kracht als de zuigdruk niet langer lager dan de veiligheidslimiet is.
Hogedrukbeveiliging
Als de ontladingsdruk te hoog wordt en een limiet overschrijdt die gekoppeld is aan de het werkbereik van de
compressor, zal de beveiligingselektronica van het circuit proberen om het alarm te voorkomen of, als de
corrigerende maatregelen geen effect hebben, het circuit uitschakelen voordat de mechanische
hogedrukschakelaar geopend wordt. Dit alarm moet door een handmatige handeling aan de controller van
de unit gereset worden.
Mechanische hogedrukschakelaar
Elk circuit is voorzien van ten minste één hogedrukschakelaar die probeert te voorkomen dat de
overdrukklep opent. Wanneer de persdruk te hoog wordt, opent de mechanische hogedrukschakelaar en
wordt de compressor onmiddellijk gestopt waarbij de stroomvoorziening naar het hulprelais afgesloten wordt.
Het alarm kan gewist worden zodra de afvoerdruk weer normaal wordt. Het alarm moet gereset worden op
de schakelaar zelf en op de controller van de unit. De drukwaarde voor het in werking stellen van het alarm
kan niet gewijzigd worden.
Overdrukklep
Als de druk in het koelcircuit te hoog wordt, opent de overdrukklep om de maximale druk te beperken. Als dit
gebeurt, de machine onmiddellijk uitschakelen en contact opnemen met uw lokale technische dienst.
Inverter fout
Elke compressor kan voorzien zijn van een eigen inverter (geïntegreerd of extern). De inverter kan zijn
status automatisch controleren en de controller informeren in geval van storingen of pre-alarm
omstandigheden. Als dit gebeurt beperkt de controller de werking van de compressor of schakelt eventueel
de stroomkring in alarmstatus uit. Het alarm kan gewist worden door een handmatige handeling aan de
controller.
1.4 Beschikbare sensoren
1.4.1
Drukomvormers
Er worden twee soorten elektronische sensoren gebruikt om de zuig-, pers- en oliedruk in elke stroomkring
te meten. Het bereik van elke sensor is duidelijk angegeven op de sensorbehuizing. Afvoer- en oliedruk
worden bewaakt met gebruik van een sensor met hetzelfde bereik.
1.4.2
Temperatuursensoren
De watersensoren van de verdamper zijn geïnstalleerd aan ingangs- en uitgangszijde. Aan de binnenkant
van de koeler is een buitentemperatuursensor geplaatst. Daarnaast zijn in elk circuit sensoren voor de
aanzuig- en perstemperatuur geïnstalleerd ter bewaking en beheersing van te hoge koeltemperaturen.
Op door koudemiddel gekoelde inverters zijn extra sensoren in de koelplaat aangebracht om de temperatuur
van de aandrijving te meten.
1.4.3
Thermistoren
Elke compressor is uitgerust met PTC-weerstanden die in de motorwikkelingen bevestigd zijn ter
bescherming van de motor. In het geval de motortemperatuur een gevaarlijke temperatuur bereikt, bestaat
het gevaar dat de thermistoren springen.
EWAD TZ - EWAD TZ B
EWWD VZ – EWWH VZ
Lucht- en watergekoelde inverter-
koelmachines en warmtepomp
Lucht- en watergekoelde inverter-koelmachines en warmtepomp
D-EOMZC00106-17NL
Gebruikershandleiding
9/89