3
Til uw vinger op.
4
Als het toestel het juiste woord herkent, selecteert u
een spatie in te voegen. Als het toestel het woord niet herkent,
selecteert u een alternatief in de lijst die verschijnt.
5
Herhaal stap 1-4 voor de rest van de tekst.
U kunt tevens op de toetsen tikken om tekst in te voeren.
●
U kunt een toets aangeraakt houden om tekens op de
●
bovenste helft van de toets in te geven. Wanneer u een
toets blijft aanraken totdat de lijst met tekens verschijnt,
kunt u speciale tekens en symbolen invoeren.
U kunt tevens de volgende toetsen gebruiken:
Nummer
1
2
3
4
5
6
1
2
3
4
Functie
Wisselen tussen hoofdletters en kleine letters.
De toetsenbordinstellingen openen (blijven
aanraken).
Schakelen tussen de cijfer-/symboolstand en de
ABC-stand.
De invoertaal wijzigen; invoertalen selecteren
(blijven aanraken).
Uw invoer wissen.
Op een nieuwe regel beginnen.
Aan de slag
37
5
6
7
8
om