u
Menu Meststofinstelling > Strooihvh. (kg/ha) oproepen.
Op het display verschijnt de op dat moment geldige strooihoeveelheid.
u
De nieuwe waarde in het invoerveld invoeren. Zie 4.14.2 Waarden invoeren
u
Entertoets indrukken.
De nieuwe waarde is in de machinebesturing opgeslagen.
4.6.2
Werkbreedte instellen
In dit menu kunt u de werkbreedte (in meter) vastleggen.
u
Menu Meststofinstelling > Werkbreedte (m) oproepen.
Op het display verschijnt de op dat moment ingestelde werkbreedte.
u
De nieuwe waarde in het invoerveld invoeren.
u
Entertoets indrukken.
De nieuwe waarde is in de bedieningsunit opgeslagen.
4.6.3
Stroomfactor
De stroomfactor ligt in het bereik tussen 0,2 en 1,9. Bij gelijke basisinstellingen (rijsnelheid,
werkbreedte, strooihoeveelheid) geldt:
•
Bij verhoging van de stroomfactor vermindert de doseerhoeveelheid
•
Bij verlaging van de stroomfactor verhoogt de doseerhoeveelheid
Er verschijnt een foutmelding zodra de stroomfactor buiten het vooraf ingestelde bereik ligt. Zie
hoofdstuk 6 Alarmmeldingen en mogelijke oorzaken.
Als u biologische meststof of rijst strooit, moet u de minimale factor tot 0,2 terugbrengen. Zo voorkomt
u dat de foutmelding voortdurend verschijnt.
Indien u de stroomfactor kent op basis van eerdere afdraaiproeven of de strooitabel, voert u deze in
deze selectie Manueel in.
Via het menu Afdraaiproef starten kan de stroomfactor met behulp van de machinebesturing
worden bepaald en ingevoerd. Zie 4.6.5 Afdraaiproef
De functie M EMC bepaalt de stroomfactor specifiek voor iedere strooikant. Derhalve is een
handmatige invoer overbodig.
De berekening van de stroomfactor hangt af van de gebruikte bedrijfsmodus. Voor meer informatie
over de stroomfactor, zie 4.7.2 AUTO/MAN-modus.
QUANTRON-A AXIS/MDS
5902667
4. Bediening
47