Machine aan- en afkoppelen
62
1. Controleer de machine bij het aankoppelen grondig op zichtbare
gebreken. Neem hierbij de informatie in het hoofdstuk
"Verplichtingen van de chauffeur", blz. 8 in acht.
2. Bevestig de kogelkoppelingen met de topstang- en
trekstangbouten in de koppelingspunten van het driepunts-
aanbouwframe.
3. Borg de trekstangpennen met behulp van de lunspennen tegen
onbedoeld losraken. Zie hiervoor hoofdstuk "Driepunts-
aanbouwframe" vanaf blz.53.
4. Stuur personen weg uit de gevarenzone tussen tractor en
machine voordat u naar de machine rijdt
5. Vóór het koppelen van machine en tractor moeten de
voedingsleidingen worden aangesloten.
5.1 Rij de tractor zodanig tot bij de machine, dat er een ruimte
van ca. 25 cm tussen tractor en machine blijft.
5.2 Beveilig de tractor tegen onbedoeld starten en wegrollen.
5.3 Sluit de voedingsleidingen aan op de tractor.
5.4 Sluit het verlichtingssysteem aan.
5.5 Richt de haken van de trekstangen zodanig dat ze in lijn
liggen met de koppelingspunten van de machine.
6. Rijd de tractor nu verder achteruit naar de machine, zodat de
trekstanghaken van de tractor over de onderste
koppelingspunten van de machine vallen.
7. Breng de driepuntshydraulica van de tractor zover omhoog dat
de trekstanghaken de kogelkoppeling opnemen en automatisch
vergrendelen.
8. Koppel de topstang vanaf de tractorstoel via de haak van de
topstang aan het bovenste koppelingspunt van het driepunts-
aanbouwframe.
→
De haak van de topstang vergrendelt automatisch.
9. Controleer voordat u gaat rijden visueel of de haken van de
topstang en de trekstang correct zijn vergrendeld.
Cenius02/03 BAG0080.7 10.14