Hoofdstuk 9 Op patiënt aansluiten
WAARSCHUWINGEN:
• Maak altijd gebruik van een aseptische techniek (inclusief goed handen wassen
en vermijden van direct contact van de handen met de aansluitpunten) wanneer u
de Precision Flow
apparaat op een patiënt aanbrengt.
• De canule mag de neusgaten van de patiënt niet blokkeren.
• Vervang de neuscanule als deze vuil is.
OPMERKINGEN:
• De canule of andere interface mag alleen op de patiënt worden aangesloten wanneer
het apparaat is opgewarmd tot de ingestelde temperatuur (temperatuurdisplay stopt met
knipperen).
• Condensatiedruppels kunnen aan het uiteinde van de patiënttoevoerslang verschijnen
terwijl het apparaat opwarmt. Dit is normaal en stopt enkele minuten nadat de ingestelde
temperatuur bereikt is en de canule op de patiënt is aangebracht.
• Er kan enige condensatie rond de neus optreden. Bovendien kan een hoog
vochtigheidsgehalte slijm uit de neus en bijholten losmaken. Zorg dat de patiënt over
een aantal papieren zakdoekjes beschikt.
Hoofdstuk 10 Bediening: Algemene richtlijnen
WAARSCHUWING:
Sluit het apparaat pas op een patiënt aan als de ingestelde temperatuur is bereikt
(temperatuurdisplay stopt met knipperen). Laat het apparaat opwarmen om condensaat
te verwijderen en ongemak bij de patiënt te voorkomen vanwege koud of deels
bevochtigd gas.
10-1. Controleer of het water goed door de machine circuleert door te verzekeren dat de
patiënttoevoerslang over de gehele lengte warm is. Als een goede circulatie niet kan
worden bevestigd, controleert u of de waterflow niet geblokkeerd is door luchtbellen in
de patiënttoevoerslang.
10-2. Controleer of de patiënttoevoerslang niet wordt geblokkeerd door de positie van de
patiënt of bewegende bedstructuren.
10-3. Neem voorzorgsmaatregelen om afkoeling van de onverwarmde canule te beperken
door contact te houden met de huid van de patiënt en het blootgestelde deel van de
canule met beddengoed te isoleren.
10-4. Tijdens de werking moet de klep gesloten blijven.
10-5. Controleer de inlaatgasfilters op verontreiniging en druk op de klep om eventueel
aanwezig condensaat te elimineren.
10-6. Controleer of niets de ontluchtingsopening aan de achterkant van het apparaat
blokkeert.
10.7. Voor optimale bediening staat u naar de voorkant van het apparaat gericht op een
afstand waarop u het display gemakkelijk kunt lezen en de bedieningselementen kunt
bereiken (<1 meter).
N.B.: Onder bepaalde omgevingscondities kan condensatie in de canule optreden bij
flowsnelheden van minder dan 5 lpm (cassette voor lage flow) of minder dan 10 lpm (cassette
voor hoge flow). Om condensatie tot een minimum te beperken, wordt aanbevolen de
temperatuur niet hoger in te stellen dan 34 °C, wanneer een flowsnelheid van minder dan
5 lpm wordt gebruikt.
3005012 Rev. F
opstelt en van standaardvoorzorgsmaatregelen wanneer u het
®
Pagina 19