4. Instellingen.
11
4.2 Richtingsblokkeerinrichting (optioneel)
Door het blokkeren van het voor-
wiel wordt stabiliteit in een rechte lijn
mogelijk.
Om
de
blokkering
van
de stuurwielen los te maken trekt
u
de
rijrichtingfixatie
(A)
licht
A
naar boven en draait u deze een
kwartslag naar links of rechts. Nu
kunnen de voorwielen vrij bewegen
en wordt zelfbepaald sturen mogeli-
jk. Trek nogmaals de rijrichtingfixatie
(A) licht naar boven en draai deze een
kwartslag naar links of rechts om de
voorwielen weer te blokkeren. Zodra
de voorwielen recht zijn uitgelijnd, valt
de rijrichtingfixatie weer op zijn plaats.
4.3 Sleeprem (optioneel)
De functie van de sleeprem dient
voor het gedoseerd afremmen van
het rolproces van de achterwielen.
Door het in- en uitdraaien van bout
(B) (eerst de borgmoer (C) losdraaien)
kan de druk van de sleeprem op het
wiel en daarmee de rolsnelheid van de
wielen worden veranderd.
B
Draai na iedere instelling de borg-
C
moer weer vast!
4.4 Parkeerrem (optioneel)
De loophulp kan tegen ongewenst
wegrollen en voor een veilige stilstand
worden uitgerust met een parkeerrem.
Trek de remhendel (D) aan en klik de
rode pal (E) vast. Voor het losmaken
trekt u opnieuw aan de remhendel (D)
en tegelijkertijd aan de rode pal (E).
E
D